Los colonos

Ook Chili is op bloed gebouwd

Los colonos

Drie mannen trekken anno 1901 door Chili om het land klaar te maken voor de schapen van een grootgrondbezitter. Lees: genocide. Een film over een historisch moment.

Drie mannen worden in 1901 door grootgrondbezitter José Menéndez betaald om zijn land vrij te maken, zodat er schapen kunnen grazen. Daarvoor moet wel de gehele oorspronkelijke bevolking worden afgeslacht, wat in die tijd werd afgeschreven op de kostenpost ‘de prijs voor vooruitgang’.

Menéndez stelt Alexander MacLennan aan, een bruut die kort daarvoor nog voor de Britten vocht. Hij wordt vergezeld door een Amerikaan met een al even verachtelijke persoonlijkheid en de Chileense scherpschutter Segundo, een man met een gemengd witte en inheemse achtergrond. Dat laatste is belangrijk, want racisme ettert overal en zijn achtergrond is van invloed op wat er later in de film gebeurt.

Toch is Los colonos minder een verhaal dan een uitgebeende verbeelding van een moment in de geschiedenis en van een geestesgesteldheid. Een flink deel van de eerste helft plaatst de drie mannen op hun paarden tegen de achtergrond van het enorme land. Een ongetemd land, in de ogen van Europese kolonisten en hun nakomelingen, onder wie Menéndez. Een vruchtbaar land dat respect beloont met voedsel, in de ogen van de oorspronkelijke bevolking.

Chili werd als natie al gesticht in 1818, maar anno 1901 – wanneer de eerste helft van de film zich afspeelt – heerst in de ver van de hoofdstad gelegen gebieden nog steeds wetteloosheid. In de tweede helft, die een aantal jaren later speelt, is het land meer gedomesticeerd. Vandaar dat we dan ook meer in huizen vertoeven. Een afgevaardigde van de president komt Menéndez vragen of hij een administratie bij wil houden en onderzoekt ondertussen de misdaden die in het gebied zijn gepleegd.

Los colonos is sterk als verbeelding van een historisch moment. Het moment dat Chili richting een meer georganiseerde samenleving bewoog. Dat wreedheid en het recht van de sterkste (dankzij vuurwapens en koloniale agressie en virussen) geen leidende principes meer waren, al zijn ze natuurlijk nooit helemaal verdwenen.

Slordig is de film in hoe wordt omgegaan met het personage van Segundo. Al vanaf de eerste scènes wordt gesuggereerd dat hij een enorme wrok koestert tegen de koloniale bezetter. Het kan hem niet ontgaan wat Menéndez bedoelt, wanneer die de opdracht verstrekt om zijn gebieden “schoon te maken”. Toch zet hij om onduidelijke redenen zijn wraaklust en morele bezwaren opzij en neemt hij deel aan de slachtpartijen. Überhaupt zijn de personages de zwakste schakel in de film. Niet de acteurs – Menéndez wordt gespeeld door acteergigant Alfredo Castro – maar de manier waarop de rollen zijn uitgewerkt. De opzet is sterk, de uitwerking niet goed uitgedacht. Los colonos had groots kunnen zijn, net als het landschap.