Leto

Officieel goedgekeurde rockmuziek en andere totalitaire humor

  • Datum 25-03-2019
  • Auteur Fritz de Jong
  • Thema Filmkrant 419
  • Gerelateerde Films Leto
  • Regie
    Kirill Serebrennikov
    Te zien vanaf
    18-04-2019
    Land
    Rusland, Frankrijk, 2018
  • Deel dit artikel

Hoe was het om rocker te zijn in communistisch Rusland? In het sfeervolle Leto (‘zomer’) volgt Kirill Serebrennikov twee prominente figuren uit de Leningradse popscene van de jaren tachtig: Mayk Naoemenko van Zoopark en Viktor Tsoj van het in Rusland legendarische Kino.

New wave uit het Oostblok. Daar deden we toch wat meewarig over in de jaren tachtig. Natuurlijk: Brygada Kryzys speelde puike Poolse punk. De Praagse undergroundband The Plastic People of the Universe hadden we omarmd als tamelijk radicale protopunkers. En het Sloveense Laibach maakte indruk met industrieel gekletter. Bovendien durfden zij hun ironische flirt met totalitaire symboliek verder door te drijven dan westerse bands als New Order en Deutsch Amerikanische Freundschaft.

Maar dat waren de uitzonderingen. Want ook al konden de new-wavers uit de Sovjet-Unie met getoupeerde kapsels en zwart omrande ogen best nog doorgaan voor navolgers van Echo and the Bunnymen: muzikaal vielen ze steevast door de mand. Oubollig en stoffig, altijd net ernaast.

Natuurlijk snapten we best dat muziek maken achter het IJzeren Gordijn moeilijk moest zijn. Maar ja: wij van de doemgeneratie hadden het ook heus niet makkelijk, met de dreiging van een kernoorlog, oprukkend skinheadfascisme en een somber toekomstperspectief. Robert Smith had ons al beloofd de muziek te componeren bij het naderende einde van de wereld. Op die Russen zaten we dus helemaal niet te wachten.

Subversief!
Hoe problematisch het in de eighties werkelijk was om rockmuziek te maken in de Sovjet-Unie is te zien in Leto. In de openingsscène zijn we getuige van een optreden van de toonaangevende band Zoopark in de Leningrad Rock Club. Deze club was in 1981 opgericht door de autoriteiten om grip te krijgen op de onstuimig groeiende jongerencultuur. In de film zien we hoe jonge muziekfans door KGB-agenten gemaand worden in hun stoel te blijven zitten. Als een meisje, heel zoet, een tekening van een hartje omhoog houdt voor bandleider Mayk Naoemenko wordt onmiddellijk ingegrepen. Subversief gedrag!

Bands die in de Rock Club willen spelen moeten hun teksten ter goedkeuring voorleggen aan een commissie, die droogkloterige commentaren geeft als: “Ik zie dat u niet terugdeinst voor eindrijm. Dat geeft wel consistentie aan inhoud en vorm.” Muzikanten krijgen op het hart gedrukt dat “Russische rock niet voor louche tenten en de straat is”.

Niet alleen optredens krijgen blijkt moeilijk. Het bij elkaar houden van een band is ook geen sinecure. Zo zien we hoe een drummer van de ene op de andere dag wordt opgeroepen om zich als dienstplichtig kanonnenvlees te melden in Afghanistan.

Kraaivals
Hoe problematisch het werkelijk was om muziek te maken in Leningrad is misschien ook wel niet te zien in Leto. Volgens Boris Grebensjtsjikov – die als frontman van de band Aquarium lange tijd optrok met Mayk Naoemenko – is het beeld dat Serebrennikov schetst namelijk “een leugen van begin tot eind. Wij leefden anders. In zijn scenario zijn we een soort Moskouse hipsters, die niks kunnen behalve copuleren ten koste van een ander.”

Los van extern gemopper over het waarheidsgehalte zet Serebrennikov de realiteit zelf ter discussie in enkele fantasiescènes met over het beeld gekraste animatie. Het sterkst pakt dit uit als een groepje rockers het in een trein aan de stok krijgt met een veteraan die hen westerse decadentie voor de voeten werpt. In een razende versie van Talking Heads’ ‘Psycho Killer’ zien we de belaagde jongeren stevig terugmeppen. “Dit is niet echt gebeurd”, lezen we op een tekstbordje. Vergelijkbaar is een dynamisch gefilmde busrit, waarin de passagiers kraaivals meezingen op Iggy Pops ‘The Passenger’. Het zijn op zichzelf enerverende scènes die mooi contrasteren met het vele rondhangen en zuipen. Toch hebben die fantasie-scènes ook iets weg van een aan de film geplakte gimmick: alsof de filmmakers wat al te graag wilden aanhaken bij het modieuze gebruik van een onbetrouwbare verteller.

Hans in hand
Na een boeiend eerste uur, waarin het vooral draait om de artistieke wisselwerking tussen de gearriveerde rockster Mayk Naoemenko en zijn zeven jaar jongere bewonderaar Viktor Tsoj verschuift de blik naar relatieperikelen. De aantrekkelijke echtgenote van Naoemenko, Natalia, begint een affaire met Viktor. “We lopen hand in hand, het is als een kalverliefde”, probeert ze haar man te sussen. Het stelt Mayk niet gerust: “Je weet toch dat hand in hand lopen het gevaarlijkst van alles is?” De bitterzoete driehoeksrelatie werpt helaas weinig licht op de ontwikkeling van de tamelijk vlakke hoofdpersonen, wier ogen pas gaan flonkeren als ze praten over hun eigen liedjes of luisteren naar de muziek van westerse idolen: Marc Bolan, David Bowie, Lou Reed, The Sex Pistols, The Clash en Blondie.

Tsoj stierf in 1990, net een paar maanden te oud voor de 27 Club, bij een auto-ongeluk. Een jaar later overleed ook Naoemenko, door overmatig drankgebruik. In Rusland is hun muziek – en dan vooral die van Tsoj’s band Kino – inmiddels legendarisch.

Met westerse oren terugluisterend is er nog steeds volop reden om meewarig het hoofd te schudden. Maar eerlijk is eerlijk: die Russische rockers hadden het dus écht niet makkelijk.