LAKE PLACID
Lachen om een krokodil
In Lake Placid zaait een reuzenkrokodil paniek in New England. De wetenschappers en politiemensen die eropuit trekken om het monster te vangen, doen echter weinig meer dan elkaar bestoken met sarcastische opmerkingen. De ‘horrorfilm’ heeft dan ook veel weg van een comedyserie op tv.
Het is niet eenvoudig filmpubliek bang te maken. Tot die conclusie kan men komen als men het lage aantal echt enge horrorfilms in ogenschouw neemt. Om de kijker te laten griezelen is meer nodig dan technische hoogstandjes en special effects; het is noodzakelijk dat de verteller de bewuste en onbewuste angsten van zijn publiek aanspreekt. En voordat hij daarin slaagt, zal de filmmaker eerst moeten vaststellen waar die angsten uit bestaan. Pas daarna is het een kwestie van techniek. Geen makkelijke opgave, daarom kiezen sommige filmmakers die in het horrorgenre werkzaam zijn voor een andere benadering. Vooral in de jaren tachtig werd het onvermogen echte angst in te boezemen vertaald naar overvloedig bloedvergieten. In de brave jaren negentig kiest men steeds vaker voor de algehele zelfrelativering.
Zo ook bij Lake Placid, waarin een reuzenkrokodil een meer in New England onveilig maakt. In de plot dist scenarist David E. Kelley alleen de verplichte elementen op, en ook nog keurig in de juiste volgorde. Duiker wordt doodgebeten; wetenschappers worden erbij gehaald; het monster wordt geïdentificeerd als reuzenkrokodil; wetenschappers, sheriff, een stel deputy’s en een jachtopziener trekken erop uit om het beest te vangen; en onderwijl vallen meer slachtoffers. Niks nieuws dus.
Snedig
Hoewel het uitgangspunt en het affiche van Lake Placid wel erg sterke overeenkomsten vertonen met die van de ultieme monsterfilm Jaws, loopt Lake Placid in tegenstelling tot veel moderne horrorfilms gelukkig niet over van quasi-lollige verwijzingen naar andere horrorfilms. De humor komt ook niet voort uit de situatie, maar enkel en alleen uit de snedige dialogen waarmee Kelley zijn script van begin tot einde heeft doorspekt. En het moet gezegd dat die hun uitwerking niet missen. Niet zelden zorgt het sarcasme van de personages voor een glim- of schaterlach, vooral wanneer de wetenschappers het gebrek aan intellectuele bagage van de plaatselijke ‘rednecks’ op de hak nemen. Hierbij mag vooral Oliver Platt als krokodillenexpert bewijzen dat hij de spitsvondigheden perfect getimed kan brengen. Een voorbeeld. Sheriff: “Why haven’t I ever heard of migrating crocodiles?” — Platt: “They conceal information like that… in books!”
Dat de amusementswaarde van de film volledig afhankelijk wordt gemaakt van de spitse oneliners, is in het licht van Kelley’s verleden als bedenker van de populaire sitcom Ally McBeal geen grote verrassing. In film kan Kelley dialogen kwijt die in de preutse Amerikaanse tv-cultuur niet door de censuur komen. Zo krijgt de tuttige ex-Golden Girl Betty White de hilarische opmerking “Sheriff, if I had a cock, this is where I would tell you to suck it” in de mond gelegd.
Maar afgezien van wat ongekuiste taal is er weinig dat erop duidt dat Kelley het verschil kent tussen een 25 minuten durende aflevering van een comedyserie en een speelfilm. Bij het laatstgenoemde volstaat het niet om in iedere scène te scoren met verbale grappen, hoe leuk die ook mogen zijn. Ingekleurde personages in avontuurlijke of spannende situaties, dat is een eerste vereiste, ook voor een monsterfilm op popcornniveau. En met al zijn voorspelbaarheid en clichés voldoet Lake Placid daar gewoon niet aan.
Broodregisseur
Zo af en toe gebeurt er wel iets onverwachts of spectaculairs, zoals de idiote finale waarin men de krokodil met een koe, hangend aan een helikopter, uit het water tracht te lokken. Maar dan wordt dat nogal zouteloos in beeld gebracht door Steve Miner, de broodregisseur die ook de eerste twee vervolgen van Friday the 13th, het laatste deel in de Halloween-reeks en de Amerikaanse remake van Mon père, ce héros op zijn naam heeft staan.
Lake Placid is van een andere orde dan volbloed horrorfilms met een knipoog, zoals An American werewolf in London of The howling. Bij die films wisten de regisseurs, respectievelijk John Landis en Joe Dante, precies hoever ze met ironie konden gaan zonder het horrorelement erbij te laten inschieten. Daarnaast gaven zij een nieuwe draai aan uitgekauwde thematiek en waren hun films behalve griezelig ook tragisch en ontroerend.
Maar zelfs als de ’tongue in cheek’-humor wel de boventoon gaat voeren in een monsterfilm hoeft er niks aan de hand te zijn. Bij films als Piranha (weer Joe Dante) of Tremors (Ron Underwood) valt meer te lachen dan te griezelen, maar ze zijn gemaakt vanuit een liefde voor het genre, wat blijkt uit de wijze waarop ze zich constant op het spanningsveld tussen traditie en oorspronkelijkheid begeven. Bij Lake Placid hebben de makers, bewust van hun onvermogen het genre op een serieuze of originele manier te benaderen, de pretentie om het publiek de stuipen op het lijf te jagen helemaal laten varen en de inhoudelijke armoede gecompenseerd met een gimmick. En dat is echt wat anders.
Roel Haanen