Jimmy P. — Psychotherapy of a Plains Indian
Proefkonijn met psychotrauma
Een indiaan met migraine wordt in de jaren vijftig het onderzoeksobject van een excentrieke psychoanalist. In Jimmy P. worden zowel behandelaar als patiënt nauw geobserveerd.
Relaties behoren tot de meest raadselachtige bestanddelen van een mensenleven. En de Franse cineast Arnaud Desplechin beheerst het talent om in zijn films liefde, vriendschap en familiebanden in al hun ongrijpbaarheid ten toon te stellen. Dat levert fascinerende films op. Un conte de Noël (2008), Desplechins eerste in de Nederlandse bioscopen uitgebrachte film, was een bevreemdend warme duik in de stekelige, zo niet hatelijke verhoudingen binnen een welgestelde familie. Desplechins ontregelende kijk op sociaal gedrag zorgt ervoor dat ook Jimmy P. — Psychotherapy of a Plains Indian weer intrigeert, al is de film als geheel minder hecht.
Het scenario heeft een ongebruikelijke oorsprong: het boek Reality and Dream, waarin de Hongaars-Franse psycholoog-antropoloog Georges Devereux een volledig verslag van een psychoanalyse optekende. Benicio del Toro kruipt met behulp van een iets te nadrukkelijk hortende dictie in de huid van diens patiënt Jimmy Picard, een native American die kampt met aanvallen van verlammende hoofdpijn, nadat hij bij frontgevechten tijdens de Tweede Wereldoorlog aan zijn hoofd gewond raakte. Terwijl hij in een Amerikaans legerziekenhuis onder behandeling komt van Devereux (Mathieu Amalric), die in Picards dromen en herinneringen de sleutel tot zijn ‘psychotrauma’ probeert te vinden, laat Desplechin de kijker observeren, vragen stellen. Waar is Picard patiënt en waar proefkonijn? Wiens psyche wordt er via de sturende interviews van Devereux nu eigenlijk verkend: dat van Picard of dat van hemzelf? Is psychoanalyse hier überhaupt van enig nut? En ontstaat er nu een vriendschap of is dit allemaal onderdeel van de arts-patiëntrelatie? Het oproepen van deze vragen lijkt voor Desplechin belangrijker dan het beantwoorden ervan.
Ook de verhouding tussen Devereux en zijn minnares (Gina McKee) krijgt pas enige diepte op de dag van haar vertrek. Dat komt onder meer omdat emoties, taal en gedrag als tamelijk onafhankelijke systemen naast elkaar fungeren, zodat de personages zich niet laten lezen volgens de codes die we uit de meeste films gewend zijn. Dat kun je bevrijdend vinden, of juist frustrerend — ook dat is een vraag waarop iedereen voor zichzelf een antwoord moet vinden.
Sasja Koetsier