In Liebe, eure Hilde
Liefde in tijden van haatzaaierij

In Liebe, eure Hilde. Foto: Frédéric Batier
De Oost-Duitse heldencultus rond verzetsgroep Het Rode Orkest ontmanteld tot een sober, liefdevol monument voor menselijke waardigheid.
Gezamenlijk staren Hilde en Hans, met vrienden kamperend bij een meertje, in de vlammen van een vuurtje. “Waar denk je aan?”, vraagt hij. “Aan domme dingen”, zegt zij. “Wat voor domme dingen?”, vraagt hij door. Zij: “Niet meer bang te zijn.” “Waarvoor?” Ze glimlacht geamuseerd en wat verlegen. “Voor alles. Spinnen, kevers. De nazi’s, mijn tandarts. De liefde.”
Het is ergens begin jaren veertig in Hitler-Duitsland als Hilde en Hans voor elkaar vallen. Hans’ kameradengroep is een stel vrije geesten dat op de Russen hoopt om de naziterreur een halt toe te roepen. Stiekem beplakken ze nazipropagandaposters in de stad met tegenleuzen. Pamfletten met pacifistische statements laten ze slingeren voor reizigers in de tram. Hans haalt een morse-zender in huis om de communisten over Duitse troepenbewegingen te informeren. De andere meiden noemen Hilde ‘de gouvernante’: vergeleken met hen lijkt ze keurig en preuts.
Dit waargebeurde verhaal over de ‘landverraders’ Hilde en Hans Coppi deconstrueert de naoorlogse Oost-Duitse heldencultus rond de martelaren van het fameuze Rode Orkest tot een liefdesgeschiedenis die de dood overwint.
Het filmverhaal begint bij de arrestatie van de hoogzwangere Hilde, de timide antiheld en hoofdpersoon van de film. Ze oogt fragiel, is geen radicaal idealist. Hans zit dan al vast voor hoogverraad. Als ze wordt verhoord, houdt ze ontkennen niet lang vol. Maar tussen de kille muren weet ze zichzelf en anderen onder mensonterende omstandigheden met haar kalme, liefdevolle houding moed in te spreken. Ze maakt een grap of vindt iets moois om te zien.
De asgrauwe verhaallijn over hoe Hilde in de gevangenis bevalt, zich staande houdt en koppig pleit voor het behoud van haar kind, is doorsneden met steeds verder in de tijd teruggaande, zomers getinte flashbacks over de liefdesgeschiedenis tussen haar en Hans. Van tochtjes in de natuur, vrijpartijen in zijn tuinhuis, zijn uitnodiging aan haar om hem te helpen bij het leren van morsecode, voert het helemaal terug tot een samen gemaakt dansje, de eerste blik.
Hun contact is steevast warm en speels. Als Hilde in de gevangenis Hans voor het eerst hun zoontje laat zien en hij zegt hoe bang hij was, reageert zij: “Wat een geweldige zomer hadden we samen. Weet je nog? De appels. Die grote groene.”
Aanvankelijk oogt de nostalgische artdirection soms wat al te pittoresk, maar gaandeweg wint de inhoud het van de vorm. De in Oost-Duitsland opgegroeide regisseur Andreas Dresen (samen met scenarist Laila Stieler eerder goed voor een Zilveren Beer voor hun Rabiye Kurnaz vs. George W. Bush, 2022) neemt waar nodig de tijd, voegt geen muziek toe, maar kijkt ook niet weg van het leed. In dit sobere monument voor liefde en menselijke waardigheid zit heldendom hem niet in grootse daden, maar in trouw aan eigen waarden en medemenselijkheid. Een actuele boodschap in tijden van haatzaaierij.