I Am Zlatan

Kijken naar God

I am Zlatan

Het was een anekdote, toen werd het een boek, nu is er een speelfilm. De jeugd van de Zweedse voetballer Zlátan Ibrahimović werd gekenmerkt door armoede, boosheid en dadendrang – en door talent, dat vermoedelijk nog het meest.

Zlátan Ibrahimović is altijd een voetballer van extremen geweest: de onmogelijkste dribbels, de agressiefste uitspattingen, de mooiste doelpunten, de opvallendste uitspraken. Toen een verslaggever hem ooit vroeg wie een WK-kwalificatiewedstrijd zou winnen, antwoordde Zlátan: “God mag het weten.” De verslaggever: “Beetje lastig om het hem te vragen.” Zlátan, met kenmerkend strak gezicht: “Hoezo? Hij zit tegenover je.”

De Zweedse spits – die tien keer kampioen werd in zes verschillende landen en nu op zijn veertigste nog altijd in de top speelt – was een van de eerste hedendaagse voetballers die echt aan personal branding deed. Met zijn spel en die opvallende uitspraken natuurlijk, maar ook met eigen logo’s, socialmedia-accounts en boeken vol sneren en zelfophemeling. In dat opzicht is het niet vreemd dat er uitgerekend van hem nu een biopic verschijnt: I Am Zlatan, tevens de titel van zijn openhartige bestseller uit 2011.

Waar dat boek zijn hele loopbaan tot dan toe beschrijft, ligt het accent van deze film op zijn jeugd in een arm gedeelte van Malmö. Het verhaal heeft iets heel klassieks: een jongen groeit op in een kansarm milieu, zonder geld, zonder toekomstperspectief, en verliest zich in zijn droom. In wel erg veel scènes zien we de jonge Zlátan, zoon van een drinkende Bosnische vader en een sombere Kroatische moeder, over achterafveldjes dribbelen. Amper gras, veel aarde. Een moeizame plofbal.

Natuurlijk blinkt Zlátan uit, al passt hij eigenlijk nooit naar teamgenoten, wat hem regelmatig wordt verweten. Hij haalt zijn schouders erover op, blaft terug, deelt soms klappen uit. En hij maakt intussen prachtige doelpunten en speelt zichzelf zo als puber omhoog, tot nummer 9 bij de beloftes van Malmö. Die Zweedse beelden worden afgewisseld met flarden van Zlátan als jongvolwassene, bijna doorgebroken spits in Amsterdam. De openingsscène: Zlátan op het trainingsveld van Ajax, waar hij wordt weggestuurd door trainer Ronald Koeman (een sterke bijrol van Gijs Naber). Deze opbouw geeft de film iets sleets, iets voorspelbaars, je weet al direct dat Zlátan gaat doorbreken. Daartegenover staat dat I Am Zlatan de boel niet uitmelkt of overdrijft. Alles wordt vrij ingetogen getoond. Geen dramatische slowmotion of bombastische soundtrack, geen Engels maar gewoon Zweeds en Nederlands, er komt geen green screen aan te pas. Ook de scènes in Amsterdam zijn overtuigend waarheidsgetrouw, op locatie gefilmd: het trainingsveld van Ajax, Zlátans ruime maar doodse rijtjeshuis in Diemen.

Wat de film ook interessant maakt: de weg die Zlátan aflegt is klassiek, maar zijn karakter allerminst. Boos en vol lef brengt hij zijn dagen door, hij ruziet met iedereen, zijn ouders, zijn trainers, zijn docenten. Het geeft pit aan het verhaal: scènes waarin hij een zuigende tegenstander op het voetbalveld een kopstoot geeft, of waarin hij een bosloop met zijn jeugdteam wint door stiekem de bus te nemen en zich op het laatst weer bij de groep aan te sluiten en iedereen sprintend te passeren.

Eenmaal in het hoogste jeugdteam bij Malmö jat hij de glimmende fiets van zijn jeugdtrainer, die hem vlak daarvoor nog gered heeft als ploeggenoten een actie ‘verban Zlátan van de club’ zijn begonnen. Zlátan bekent de fietsdiefstal zonder spoor van spijt in zijn stem. De blik van de trainer verraadt een snelle afweging: stuur ik hem, of is het team te veel afhankelijk van zijn bevliegingen? Zlátan krijgt clementie. Volgende scène: Zlátan jat de fiets opnieuw en fietst grijnzend bij de training vandaan.

Uiteindelijk verzandt de film in een nauwelijks boeiend onderhandelingsspel tussen Zlátans zaakwaarnemer Mino Raiola en Juventus, waar hij na Ajax heen zal gaan. Waarom de film hier eindigen? Wat is de crux van I Am Zlatan, los van de aardig afgestofte anekdotes? Waar zit de rafelrand of het grotere drama?

De balans tussen de Zweedse jeugd, die veruit het meeste scènes vult, en het heden in Amsterdam, is nogal scheef en weinig spannend. De film dooft uit voordat dat hij opbloeit. Wat ondertussen wel beklijft: wat is Zlátan van ver gekomen. Zo armoedig, zo onaangepast. En tegelijk zo talentvol en volhardend, wat natuurlijk deels op hetzelfde neerkomt: een van zijn grote talenten is hoe hij zich nooit klein laat krijgen. Of laat tegenspreken. Zelfs zo’n uitspraak over God ging ik er iets beter van begrijpen. De wereld zat niet op hem te wachten, dus zette hij de wereld zoveel mogelijk naar zijn hand.