Het zit in mijn hart

Poppenkast met verstandelijk beperkte acteurs

Het zit in mijn hart

Deze weelderige documentaire toont de totstandkoming en uitvoering van een theaterstuk, dat bij de verstandelijk beperkte acteurs een mengelmoes aan emoties oproept. Net als bij de kijker.

Betoverend en ontwapenend zijn ze: de gepoederde, kinderlijke gezichten met pruiken uit de pruikentijd, hun onvaste blik, de prachtige outfits en de uitgekiende belichting. Net levende poppen. En dan het contrast met het bloederige verhaal, de moordzuchtige hoofdpersoon, de geluidseffecten waardoor een nepmes de rillingen over je lijf laat jagen. Soms is de registratie van het theaterstuk Furia, geschreven door Oscar Wagemans en opgevoerd door de verstandelijk beperkte acteurs van theatergezelschap KamaK, zo mooi dat je je afvraagt waarom acteurs met een beperking niet vaker in reguliere speelfilms te zien zijn.

Saskia Boddeke (The Greenaway Alphabet, 2017), die een achtergrond heeft in zowel theater, multimedia als film, maakte met Het zit in mijn hart een weelderige film rond de opvoering van Furia (letterlijk: woede). De film is opgebouwd uit repetities, binnenscènes in verzadigde kleuren en buitenopnames van het stuk op de heide. Daarin staan de zeven hoofdzonden centraal: hoogmoed, hebzucht, lust, jaloezie, vraatzucht, luiheid en wraak. Op IDFA, waar de film in 2022 in première ging, kreeg hij een speciale juryvermelding in de competitie voor Nederlandse documentaires.

Boddeke maakte dan ook geen rechttoe-rechtaan registratie. Fragmenten uit de opvoering worden doorsneden met portretten van de spelers. Die tonen verbanden tussen de personages en de persoonlijkheid van de acteurs. Marian, die de feeks Furia speelt, heeft een sterke wil. Ayle, die een ‘bitch fight’ aanvoert, vindt het leuk om te slaan. Maar ondertussen blijkt een repetitie zo spannend dat die moet worden afgeblust met troostende knuffels, ontladende tranen en de vaak terugkerende geruststelling dat het maar theater is.

In dat vaak diffuse grensgebied tussen echt en nep schuilt een groot deel van de aantrekkingskracht van de film. De spelers spreken over hun personages alsof het dierbare vrienden zijn. Door onderlinge akkefietjes tijdens repetities ontstaat soms spontaan drama. De waarde van het spel voor de betrokken acteurs ligt in de veilige setting die het theater hen biedt om eigen emoties te verkennen. Zelfs voor de regisseur, die af en toe aan de randen van het beeld opduikt, is niet altijd helder waar de scheidslijn ligt.

Dat roept ook bij de kijker weer een mengelmoes aan emoties op, omdat de levens van deze mensen zo sterk worden gestuurd dat ze opvallend vaak hun recht op privacy inroepen. Veel van hen wonen in een instelling met strakke regels. Ook bij KamaK blijkt men streng: relaties zijn verboden. Dat een ‘geheime’ relatie – in vertrouwen gedeeld met de meneer van de schmink – vervolgens toch op camera wordt uitgevent, voelt ongemakkelijk.

Exploitatie, exotisme en voyeurisme liggen bij mensen met een verstandelijk beperking al snel op de loer. In dit tussengebied heeft Boddeke een dubbelrol: haar sturende regie botst met de observerende stijl. Het is niet altijd duidelijk waar de pop ophoudt en de mens begint.