Het Bachvirus
Een voorkeur voor mooie koorknapen
Dat pedofilie nog steeds gevoelig ligt, moge duidelijk zijn uit de commotie die kort geleden ontstond rond de korte documentaire Het Bachvirus van Arnold Vogel en Robert Verhoeven. Het Noord-Hollands Jongenskoor, achtergronddecor voor een film waarin drie mannen openhartig uitkomen voor hun seksuele geaardheid, dreigde met een kort geding aangezien het niet met pedofilie geassocieerd wilde worden. Producent Martin Lagestee en het koor kwamen tot een schikking en uiteindelijk is de film dan toch, zij het enigzins gewijzigd, te zien in de bioscoop.
Dat hetzelfde koor zich een aantal jaar geleden minder afwijzend toonde toen een Utrechtse pedofiele onderwijzer een legaat van ruim twee ton naliet, lijkt in dit licht dan ook een beetje hypocriet. Temeer daar de angst voor nadelige gevolgen van het verband tussen de de voorliefde van de mannen en de jonge koorknapen ongegrond lijkt. De film benadert het onderwerp zorgvuldig en geeft in de eerste plaats een discreet beeld van pedofilie aan de hand van de ervaringen van de drie mannen, die in de film een uitvoering bezoeken van het Noord-Hollands Jongenskoor. Daarbij wordt zijdelings ingegaan op de ‘pedofiele erfenis’ die het koor ontving en de mogelijke aantrekkingskracht van de jongens op pedofielen.
Oprotten
Veel meer op de voorgrond staan de verhalen van de geïnterviewden en het gevecht tussen hun eigen moraal en de vooroordelen en normen van de samenleving. Hoe groot het taboe is, blijkt uit het verhaal van een van hen. Het leven wordt hem systematisch zuur gemaakt sinds hij zijn woongemeenschap op de hoogte heeft gebracht van zijn pedofiele gevoelens. Wanneer hij voor het oog van de camera een voet in de gemeenschappelijke tuin zet, komen er van diverse kanten bewoners die hem te kennen geven dat hij ‘op moet rotten’. Terwijl de camera door de buurtbewoners buiten werking wordt gesteld, loopt de geluidsband door en kun je zelf wel ongeveer verzinnen hoe het conflict zich ontwikkelt.
Een zelfde soort ervaring heeft de tweede man, een gepensioneerde ambtenaar, die zijn vrije tijd veelvuldig op zijn boot doorbrengt en graag jongens om zich heen heeft. Zijn diensten als ‘opvangvader’ worden door de Stichting Hulp en Kinderhulp niet meer gewaardeerd, na een incident met een van de door hem in huis genomen kinderen.
De derde man schildert al vanf zijn achtste en heeft een onmiskenbare voorkeur voor jongenslijven. Vol enthousiasme vertelt hij over de tijd dat hij in Noorwegen woonde en aan naaktmodellen geen gebrek had aangezien iedereen daar veel meer bloot loopt. In de hoop een goed model te vinden bezoekt hij de uitvoering van het jongenskoor. Hij is kieskeurig vertelt hij, want het moeten wel jongens zijn met geestelijke bagage, ‘geen danstent- of popmuziekjongens’.
Of het de andere twee geïnterviewden ook te doen is om de geestelijke bagage van de koorknapen wordt niet duidelijk, feit is dat alledrie aanwezig zijn tijdens de uitvoering van Bachs Hohe Messe in de St. Bavokerk in Haarlem. Hier komen hun drie verhalen samen. In een van de twee scènes die ons worden onthouden, zoekt de schilder in de ‘kleedkamer’ van de kerk contact met een van de jongens en vraagt hij hem — geheel gekleed — model te staan. De jongen stemt kennelijk in, want wat we wel zien is dat hij bij de schilder op bezoek komt. Slechts het begin van de schildersessie wordt getoond en de film eindigt abrupt. Jammer, want de de makers geven de toeschouwer daardoor niet de gelegenheid te beoordelen of de bedoelingen van de schilder ‘zuiver’ zijn of niet.
Betoverende aai
Het meest treffende van deze documentaire is de manier waarop de mannen praten over hun geaardheid. Enerzijds overmand door het leed dat hen als gevolg van het maatschappelijk onbegrip wordt aangedaan en anderzijds hun onverwoestbare liefde voor kinderen, waarbij een van hen geëmotioneerd vertelt een aantal jaar geleden diep geraakt te zijn door een betoverende aai van een jongetje over zijn hoofd. Hoe beladen het thema ook is en wat de onderdrukte verlangens van pedofiele mannen ook mogen zijn, uit hun verhalen blijkt stuk voor stuk dat de grenzen altijd door de kinderen worden bepaald en dat seks niet hun belangrijkste drijfveer is om met kinderen in contact te treden.