Frida – Viva la vida
Frida Kahlo tussen kunst en kitsch
Valt er nog iets nieuws te vertellen over leven en werk van Frida Kahlo? Wie weet, maar dat gebeurt niet in de documentaire Frida – Viva la vida. De film schetst het bekende beeld van de Mexicaanse schilder: een leven vol fysieke pijn, turbulente liefdes en geweldige, autobiografisch geïnspireerde schilderijen.
“Ze is een symbool geworden. Een ideaal. Maar haar levensverhaal omvat zoveel meer.” Aldus actrice Asia Argento, die in Frida – Viva la vida het levensverhaal van de in 1954 op 47-jarige leeftijd overleden beroemdste Mexicaanse kunstenaar aan elkaar praat. Het is de ambitie van deze film om het over dat ‘zoveel meer’ te hebben. Daarmee ligt de lat hoog, want Kahlo is een icoon in dezelfde orde van grootte als Vincent van Gogh. Alles in haar werk en leven is uitgepluisd.
Het ‘zoveel meer’ slaat op de opvatting dat Kahlo twee kanten had die elkaar beïnvloedden. Ze was een aardse vrouw van vlees en bloed, die leed onder hevige pijn en worstelde met liefdesrelaties, maar ze was ook een onafhankelijke, artistiek vrije geest, die met geweldige autobiografisch geïnspireerde schilderijen de aardse ellende van zich afschilderde. Helaas is dat niet bepaald een nieuw inzicht. Er zijn boeken vol geschreven over het autobiografische karakter van Kahlo’s werk en over haar vrijgevochten geest, maar documentairemaker Giovanni Troilo presenteert het als nieuwe kennis.
Wie de pretentie van Frida – Viva la vida vergeet, ziet een conventioneel kunstenaarsportret. Museadirecteuren en conservators vertellen over Kahlo’s schildersleven zoals we dat kennen en dat tragisch begint met het ernstige busongeluk op haar achttiende, waardoor haar ruggenwervel verbrijzelde en ze maandenlang op bed lag. Om iets te doen te hebben, begon ze te schilderen. De rest is geschiedenis en overbekend: haar huwelijk, scheiding en hertrouwen met de twintig jaar oudere kunstenaar Diego Rivera. Uiteraard komt aan de orde dat Rivera en de biseksuele Kahlo buiten hun huwelijk talloze liefdesaffaires hadden. Onder meer Trotski en Josephine Baker waren geliefden van Kahlo. Dat klinkt vrij en blij, maar zo idyllisch was het niet, want Kahlo was altijd onderdanig aan Rivera, zegt een van de Kahlo-kenners in de film, die haar dan ook niet als een feminist ziet.
Opmerkelijk is dat Frida – Viva la vida nauwelijks ingaat op Kahlo’s politieke overtuiging. Ja, dat ze een hekel had aan het kapitalistische Amerika horen we, maar dat ze lid was van de communistische partij niet. Ook niet dat Kahlo zelfs na Stalins dood nog een bewonderend portret van de ‘Grote Leider’ schilderde. Past dat niet bij het iconische beeld van Kahlo als onafhankelijke geest? Troilo laat in zijn film liever geregeld een jonge vrouw in een witte jurk en met een wazig blik door idyllische landschappen lopen. Wat deze kitsch over Kahlo zegt? Troilo zal het weten.