Don’t Worry Darling

Gemankeerd maar indrukwekkend en ambitieus

Don‘t Worry Darling

Olivia Wilde’s opvolger van Booksmart is een gemankeerde, maar ambitieuze kapitalistische nachtmerrie. Een metafoor voor de Amerikaanse cultuur waarin individualiteit en vrijheid worden bezongen, maar elke afwijking van de norm wordt bestraft.

Meestal maken we geen al te groot punt van spoilers omdat je anders niet over films kunt schrijven. Maar nu toch even een waarschuwing: deze tekst bevat een beslissende spoiler die je absoluut niet moet lezen als je de film nog wilt gaan zien. Je kunt de tekst lezen tot je dit tegenkomt: ‘Althans, in de eerste driekwart van de film’.

Elk jaar opnieuw proberen Amerikaanse critici zich op internationale filmfestivals een weg naar de top te schreeuwen. Cannes. Venetië. Altijd over Amerikaanse films. James Gray zou de ongekroonde koning van de Amerikaanse film zijn, misschien nog wel van veel meer. Timothée Chalamet de prins van het bal (want kijk, een Amerikaan die meerdere talen spreekt). Hún films, hún meningen zullen het discours bepalen. Het gespeculeer over wat zich wel of niet achter de schermen zou hebben voorgedaan, begint groteske vormen aan te nemen. Je hóórt de rest van de internationale filmpers zwijgen.

Ook dit jaar is de film waar ze het hardst over roepen niet het belangrijkst – ondanks het legertje meme-knutselaars dat losgaat op Chris Pine en Harry Styles – en ook dit jaar zijn hun meningen daarover niet het meest relevant, ook al moeten duizend Amerikaanse meningen bloeien. Ook dit jaar voelt de verontwaardiging over ‘hun’ film als verkapt nationalisme: hoe durft iemand de Amerikaanse cultuur zo aan te vallen?

Verrassing, voor de rest van de wereld was al lang duidelijk dat de Amerikaans cultuur en arbeidsethiek aan een sekte doen denken, de boodschap die Olivia Wilde in essentie verkondigt in Don’t Worry Darling. Het is jammer dat de film in de tweede helft afbreuk doet aan die boodschap – op een typisch Amerikaanse manier: dingen moeten concreet worden en er moet een oplossing komen – maar er zit genoeg interessants in om deze film wereldwijd op bioscoopschermen te vertonen.

Wie zoiets als Booksmart verwacht, Wilde’s supergeinige coming-of-age film uit 2019, moet dat idee ingrijpend bijstellen. Don’t Worry Darling is veel ambitieuzer van opzet: als Booksmart een reageerbuis was waarin twee autonome stoffen werden samengebracht om te kijken hoe ze met elkaar reageerden, dan is Don’t Worry Darling een laboratorium met meerdere verdiepingen en gesloten afdelingen. Al vroeg in de film voel je de vibes van Huxley’s Brave New World en af en toe zelfs van Fleischers Soylent Green, beide kapitalistische nachtmerries.

Het decor is een zonovergoten fifties-enclave in een Amerikaanse woestijn. Florence Pugh speelt huisvrouw Alice Chambers die is getrouwd met Jack (Harry Styles), Olivia Wilde speelt haar buurvrouw Bunny. ’s Ochtends vertrekken alle mannen van alle huisvrouwen aan de cul-de-sac waar ze wonen op hetzelfde moment van huis, alsof ze in een musical leven waarin de veelkleurige Cadillacs een ochtenddansje doen. De mannen gaan aan het werk bij het Victory Project net buiten de stad. De vrouwen gaan aan de cocktails. Iedereen lacht. ’s Avonds begroeten de vrouwen de mannen met een glas whiskey bij de voordeur, voordat ze een geroosterd stuk vlees op tafel zetten. Alle vrouwen houden van hun man en willen elke dag seks.

De onbetwiste leider van deze hechte gemeenschap is Frank (Chris Pine), de directeur van het Victory Project die ook elke dag op de radio te horen is en de vrouwen zalvende woorden influistert over hun geluk en het belang van de gemeenschap. De eerste dissonant valt tijdens een van de vele feesten die er worden georganiseerd, wanneer een van de vrouwen schreeuwt dat het allemaal leugens zijn. Niemand weet wat er aan de hand is en de vrouw wordt afgevoerd. Voor Alice blijkt die gebeurtenis het draadje waardoor het weefsel van haar bestaan begint te ontrafelen.

Gemankeerd is het juiste woord voor Don’t Worry Darling: een film die niet is wat hij had kunnen zijn. Olivia Wilde’s ambitieuze film wordt in de tweede helft verwond door precies die Amerikaanse cultuur die ze op de hak neemt: de film moet naar een oplossing toe werken, liefst een heldere, eenduidige, opbeurende oplossing, zodat het publiek niet aangeslagen de zaal verlaat. Dat is jammer, want het doet afbreuk aan de zeggingskracht van wat zich tot dan toe heeft voltrokken.

Het bouwwerk dat de film tot dan toe heeft opgetrokken is een imposante metafoor voor de Amerikaanse (arbeids)cultuur waarin individualiteit en vrijheid worden bezongen maar afwijkingen van de norm worden bestraft. De gemeenschap is heilig, consumentisme is heilig en het volkslied is heilig. Je hebt de vrijheid om te kopen en je kapot te werken voor de winstmarges van anderen. Dat is de droom. Dat is de nachtmerrie die Wilde parodieert. Althans, in de eerste driekwart van de film. (Nogmaals: wie verder leest, zal de spoiler zien.)

Problematisch wordt het wanneer Don’t Worry Darling, na wat toch een indrukwekkende tour de force is, plotseling een ouderwetse Shyamalan uit de hoge hoed tovert. Om precies te zijn die van The Village. De fifties-enclave blijkt namelijk niet een halve eeuw geleden maar in ónze tijd te bestaan. Erger nog, de film wil plotseling geen parodie meer zijn op een pathologisch arbeidsethos en een verstikkende monocultuur, maar een vergezocht en ongeloofwaardig systeem om zelfstandige vrouwen te hersenspoelen en gevangen te houden.

*Soms komt het voor dat je een film fout interpreteert. Ik interpreteerde de scènes waarin je Alice in een soort VR ziet als een begrensde periode waarin ze gehersenspoeld wordt. Waarna ze naar die enclave in de woestijn wordt gebracht. Want al die incels willen toch zeker dagelijks échte seks met de vrouw waar ze verliefd op zijn. Maar de meer sluitende verklaring is dat alles zich in VR afspeelt. 

Maar één rammelend eind vernietigt nog geen film. En er zit iets slims in de keuze om de jaren vijftig als decor te gebruiken. Voor conservatief rechts is dat decennium namelijk het fundament waar men de fantasieën op bouwt. Het mythologisch monocultureel Amerika waarin elk hekje keurig wit is en vrouwen hun plaats nog kenden. De natte droom van de leunstoelpioniers. En vanzelfsprekend een totale fictie.

Olivia Wilde vliegt met deze film iets te dicht bij de zon, maar liever één gemankeerde Don’t Worry Darling dan tien ambitieloze formulefilms.