DON’T STOP THE SHOW
Heimwee naar Den Haag

De Golden Earring op kantoor
Documentaires over popgroepen lopen meestal vast in clichés over seks, drugs en rock ‘n’ roll of geven een promotioneel gelikt beeld. Rogier van der Ploegs Don’t stop the show, dat een portret schetst van vijfendertig jaar Golden Earring, is alleen daarom al bijzonder: eindelijk een documentaire over een popgroep die vooral over muziek gaat.
Mede dankzij mijn aankoop van de single ‘Please go’ stond de debuutsingle van wat toen nog The Golden Earrings heette in 1965 twintig weken in de toptien. Sindsdien heb ik een zwak voor de band, die furore maakte in de tijd dat de Nederlandse popmuziek nog in het stadium verkeerde van tweedehands versterkers, geleende gitaren, managers uit de familiekring en aftandse busjes, waarmee naar zaaltjes werd gereden waar gewoonlijk hossende bruiloftsgangers of treurende nabestaanden waren te vinden. Wat in die dagen de beatcultuur werd genoemd heeft veel te danken aan parochiehuizen en feestzalen. Het is trouwens de vraag of dat ooit is veranderd.
Rogier van der Ploeg is met zijn 38 jaar oud genoeg om een kwart eeuw Golden Earring te hebben meegemaakt. Wat belangrijker is: hij weet waarover hij het heeft, omdat hij zelf bandervaring heeft. Van der Ploeg was in het begin van de jaren tachtig gitarist in de legendarische cultband Soviet Sex, later in Blue Murder en Astral Bodies. Die achtergrond is terug te vinden in zijn interesse voor de ambachtelijke kant van popmuziek. Het resultaat is dat Don’t stop the show niet alleen nostalgie oproept — onvermijdelijk bij een groep die vijfendertig jaar bestaat — maar ook inzicht geeft in de werkwijze van de Golden Earring. Wie uit is op de bekende clichés over popmusici kan Don’t stop the show links laten liggen, wie geïnteresseerd is in de uitbouw van een rammelende band tot een geoliede machine wordt van de film veel wijzer.
Pijnlijke ingrepen
De impliciete rode draad in Don’t stop the show is de vraag hoe het komt dat de Golden Earring vier decennia popgeschiedenis heeft overleefd. Waar jaren zestig-bands als Q65, The Motions en The Outsiders na een aantal hits het leven lieten, daar dendert de Golden Earring nog steeds voort. De reden is, zo leert de film, de nuchtere blik van Rinus Gerritsen en vooral George Kooymans op het popbedrijf. Vooruit: wat Mick Jagger en Keith Richards betekenen voor de Stones, zijn deze basgitarist en gitarist/songwriter voor de Earring. Zij loodsten de band door alle onstuimige en chaotische perioden, omdat bij hen altijd het belang van de groep voorop stond. Vanaf het begin was hun ambitie het creëren van een hechte popband.
Vriendschappen waren daaraan ondergeschikt, zodat zij pijnlijke ingrepen als het uit de band zetten van de eerste zanger, Frans Krassenburg, niet uit de weg gingen. Opvolger Barry Hay bleek een gouden greep, omdat hij een geboren ‘frontman’ is. Ook drummer Jaap Eggermont sneuvelde, niet omdat hij slecht drumde, maar omdat Kooymans en Gerritsen meer spektakel op het podium wilden zien. Zijn opvolger kochten ze gewoon weg bij The Motions, maar omdat ook deze drummer niet beviel, maakte Cesar Zuiderwijk zijn entree in de band.
Met deze personeelswisselingen was de Earring aan het eind van de jaren zestig, in de woorden van zanger Rudy Bennett van The Motions, "omgebouwd van een liedjesspelende band tot een concerterende groep met een uitstekende bühne-act". En met uitstekende songs, kunnen we eraan toevoegen, want George Kooymans weet dat een goede popsong in de eerste plaats emoties moet oproepen.
Pakje brood
In 1973 was de band met ‘Radar love’ klaar voor de grote sprong voorwaarts. Er volgde een succesvolle Amerikaanse toernee, waarbij 42 steden werden aangedaan. ‘Radar love’ stond enige weken bovenaan in de Amerikaanse hitlijsten. Als we Earrings-manager Freddie Haayen moeten geloven had de Earring toen kunnen uitgroeien tot "de grootste importband in de Verenigde Staten". Overdreven? Wie Ted Nugent in de film de loftrompet hoort steken over de Earring ("Zij hebben de heftigheid van een garageband en de discipline van een rhytm and blues-band") beseft dat Haayen wel eens gelijk kan hebben. Helaas voor hem wilden ‘zijn jongens’ het vooral leuk houden. Bovendien hadden ze last van, jawel, heimwee. In de woorden van Kooymans: "Als ik de hoek van de straat om was, wilde ik al terug."
De Earring zou voor altijd in de eerste plaats een Haagse band blijven. En een band die verknocht is aan muziek, wat niet van elke band gezegd kan worden. In dat laatste schuilt de kracht van de Earring. Dat ze vier decennia overleefden, komt omdat ze popmuziek zien als werk. Van der Ploeg laat dat heel mooi zien aan het einde van zijn documentaire als hij elk bandlid ’s morgens vroeg in de privé-sfeer filmt. Er wordt ontbeten met vrouw en kinderen, waarna zij, alsof ze een kantoorbaan hebben, hun tas inpakken, in hun middenklasse-auto’s stappen en naar hun werk rijden. Het zou mij niet verbazen als in hun tas een pakje brood zit en een thermoskan koffie.
Van der Ploegs interesse in popmuziek en ontnuchterende blik op het leven van popmuzikanten heeft een uitstekende documentaire opgeleverd, die wat aan de lange kant is, maar die de weinige Nederlandse films over popmuziek met gemak achter zich laat.
Trouwens, wil degene die in 1969 het singletje ‘Another 45 miles’ van me leende, dat nu eindelijk eens teruggeven?
Jos van der Burg