DELBARAN
Filmmaker met perskaart

Als onderdeel van de door het Filmfestival Rotterdam geïnitieerde Wereldcinema Tour, wordt vanaf deze maand de openingsfilm van het afgelopen festival door het land gestuurd. Delbaran van Abolfazl Jalili is een menselijk portret van een jonge Afghaanse vluchteling in Iran. Jalili’s films doen haast documentair aan. "Ik vind eigenlijk dat journalisten beter zijn dan filmmakers."
Als de Iraanse filmmaker Abolfazl Jalili op reis is, bedenkt hij vaak korte verhaaltjes voor zichzelf die te maken hebben met de plek waar hij zich op dat moment bevindt. Ook in Rotterdam, waar Jalili is op uitnodiging van het filmfestival, heeft hij al twee ideeën opgedaan. Wanneer hij even niets te doen heeft, bladert Jalili door het boekje waarin hij al die onuitgewerkte invallen noteert, om te zien of er iets verfilmbaars tussen zit.
In de aanloop naar Delbaran had Jalili twee aparte verhalen op het oog, beide met een Afghaanse connectie. Toen hij zijn hoofdpersoon bij toeval vond, terwijl hij met zijn Japanse producent in Iran rondreed op zoek naar locaties, wist Jalili ook welke van de twee onderwerpen hij het eerst zou verfilmen. Delbaran is het verhaal van Kaim, een Afghaanse jongen die vóór elf september is gevlucht voor de situatie in zijn thuisland. Vlak over de grens, in het Iraanse gehucht Delbaran, vindt hij een baantje bij een truckstop. Hier zorgt de jonge vluchteling ervoor dat alles goed verloopt. Hij zet thee voor de chauffeurs, als er een auto kapot is — wat nogal eens gebeurt — haalt hij er een monteur bij en hij haalt onderdelen op. Maar ondertussen moet Kaim zich ook schuil houden voor de politie.
Het landschap bij Delbaran is woest en desolaat. Elke truck die voorbij komt, laat een spoor van stof achter. In deze verweerde setting probeert Kaim te overleven, eigenlijk tegen beter weten in. Jalili zet hem echter neer met een waardigheid en humaniteit die schoonheid geeft aan de alledaagse beslommeringen van een gewone jongen in deze ongewone omstandigheden.
Kartelrandjes
Abolfazl Jalili is een weerbarstig en eigenzinnig filmer. Hoewel Iran al een paar jaar bekend staat als één van de interessantste filmlanden, is Jalili — anders dan filmmakers als Kiarostami of Makhmalbaf — nagenoeg onbekend. Jalili valt duidelijk binnen de traditie van de moderne, neo-realistische Iraanse cinema maar toch is hij een outsider. Zijn films zijn rauwer, ongepolijst en hebben kartelrandjes. Jalili houdt zich dan ook meer met inhoud bezig en minder met vorm. In zijn films geen poëtische beelden van kunstbenen die aan parachutes uit de lucht komen vallen, zoals in Kandahar. Een uitgesproken verhalenverteller is Jalili echter ook niet. Zo lijkt Delbaran aanvankelijk te bestaan uit lukraak gekozen scènes. Pas geleidelijk aan wordt duidelijk, dat deze scènes een subtiel portret vormen van het leven van de jonge vluchteling.
In Rotterdam, waar Delbaran openingsfilm was van het festival, blijkt Jalili een breedsprakig man. Bij aanvang van het gesprek informeert hij alvast naar de lengte van het artikel, zodat hij het ‘ritme’ van zijn antwoorden daarop af kan stemmen. Alhoewel Jalili het niet hardop zegt, lijkt hij zich enigszins miskend te voelen. Zo vertelt hij dat hij als één van de eerste filmmakers in Iran werkte met niet-professionele acteurs, en dan met name met kinderen, een stijlmiddel waar de Iraanse cinema later bekend om zou worden. "Aangezien mijn films verboden waren en het mij zelfs lange tijd verboden was om te werken, kon men nooit mijn eerste films zien in die stijl, alleen die van anderen, die niet verboden waren", aldus Jalili. "Nu maakt men echter minder films met kinderen, de nieuwe trend is vrouwen."
Naast het werken met niet-professionele acteurs, staat de Iraanse film ook bekend als cinema die opereert op de grens tussen documentaire en fictie. Jalili vertelt dat zijn films zo documentair ogen om de realiteit zo dicht mogelijk te benaderen. "Al mijn films zijn echter precies uitgedacht", zo vertelt hij. "Ieder shot is van het begin tot het eind volledig ontworpen." Om dit te illustreren, vertelt de filmmaker dat hij momenteel nadenkt over het maken van een film waarin hij aandacht wil besteden aan ‘het heffen van de handen tot God’. "De afgelopen drie weken als ik wakker werd, ben ik voor de spiegel gaan staan met mijn handen in de lucht, om te bepalen wat de beste camerapositie zou zijn om te laten zien wat ik bedoel. Als iemand die film later ziet, dan denkt hij misschien dat het er documentair uitziet, maar kan hij zich niet voorstellen dat ik er zo lang over heb nagedacht."
Agressie
Wat opvalt in Delbaran is dat de jonge Kaim behoorlijk opvliegend kan zijn tegen volwassenen. "Dat komt door alles wat hij heeft meegemaakt", vertelt Jalili. "Er zijn ongeveer 5 miljoen Afghaanse vluchtelingen in Iran en de helft daarvan is illegaal. Deze mensen zijn vaak zo gedreven in hun werk dat ze agressief worden als ze daarin onderbroken worden. Het zou ook kunnen zijn dat Afghaanse vluchtelingen zo gewend zijn geraakt aan agressie, dat dat voor hen heel gewoon is. Traditioneel was het ook zo in deze streken dat men het wat moeilijker maakte voor opgroeiende jongetjes, aangezien zij later de verantwoordelijkheden moesten dragen. Maar deze gewoonte sterft uit."
Op de vraag of Jalili met deze film een politiek statement wilde maken of dat hij het gewoon een mooi verhaal vond, vertelt Jalili dat in de Iraanse cultuur alles eigenlijk twee niveaus heeft. "In de Iraanse literatuur, maar ook in Iraanse films, is er altijd één verhaallijn die je meteen begrijpt, maar daaronder bevindt zich vaak een laag die je pas begrijpt als je de tijd neemt om er over na te denken. Van de andere kant is dit niet direct een politieke film. Deze film gaat niet over Afghaanse vluchtelingen of over vluchtelingen in het algemeen. Hij gaat heel nadrukkelijk over een jongen die zijn land moet verlaten voor de Taliban, omdat hij geld moet verdienen voor zijn familie."
Journalist
Dat Jalili’s film het Rotterdams filmfestival opende, doet de filmmaker niet veel. Hij vindt dat er over het algemeen te veel ophef wordt gemaakt over films. "De mensen die de straten schoonhouden zijn veel belangrijker dan filmmakers", aldus Jalili. "Daarom wil ik in de geschiedschrijving van de Iraanse cinema ook niet als filmmaker te boek staan, maar eerder als journalist of als iemand die zich inzet voor kinderen." Hierop buigt Jalili zich voorover, graait wat in zijn tas en komt even later met een grijns op zijn gezicht weer tevoorschijn en laat zijn perskaart zien. "Ik heb geen regisseurskaart of zo, want ik vind eigenlijk dat journalisten beter zijn dan filmmakers."
"Ik schrijf veel voor verschillende kranten en bladen in Iran. Vaak kies ik een bepaald beroep om over te schrijven en probeer dan na te gaan wat het mooie is van dat beroep. Of ik kom op reis op ideeën om over te schrijven. Zo zou ik, als ik hier vandaan kom, willen schrijven over hoe hier over vluchtelingen wordt gedacht. Maar ook over het verdwijnen in Europa van de wil een gezin te stichten, die uiteindelijk resulteert in een samenleving van eenzame individuen zonder liefde", aldus Jalili. "Ik raad u dus aan om veel kinderen te krijgen", voegt hij daar lachend aan toe.
Aan het eind van het gesprek vertelt Jalili dat hij ondertussen erg gehecht is geraakt aan Nederland en de Nederlanders. Hij zou hier graag een jaartje vertoeven. Misschien moeten ze in Rotterdam maar eens de ‘filmmaker in residence’ instellen. Dan kan Jalili meteen zijn Rotterdamse verhalen verfilmen.
Frank de Neeve