CASA DE LAVA
Lelijkheid bestrijden met schoonheid
Filmmakers die in filmtijdschriften zelf artikelen schrijven om hun films te duiden voor de kijker, doen het ergste vrezen voor de verstaanbaarheid van hun werk. Inderdaad is het stuk dat de Portugees Pedro Costa (38) in Cahiers du Cinéma schreef over zijn film Casa de lava geen overbodige luxe. In de twee films die hij tot nu toe maakte, schuilt achter fotografische schoonheid een hermetische geslotenheid en raadselachtigheid.
Voordat Pedro Costa zich in Lissabon aanmeldde als student aan de ‘Escola de cinema do conservatório nacional’, studeerde hij geschiedenis. De twee studies hebben een filmintellectueel opgeleverd met een algemene belangstelling voor het verleden en een specifieke interesse in de filmgeschiedenis. Als Portugese burger sleept hij een beladen koloniale geschiedenis met zich mee, als Portugese filmmaker staat hij in een traditie van een compromisloze strijd voor de artistieke film, waarin het auteurschap van filmmakers wordt benadrukt. In zijn artikel in Cahiers du Cinéma zet hij zich dan ook af tegen degenen die Portugese films "te hermetisch, te artistiek en te elitair" vinden. Met instemming citeert hij collega-filmmaker João Botelho die de aanhangers van deze opvatting ervan beschuldigt uit te zijn op "de liquidatie van de Portugese cinema".
De moeizame strijd voor een authentieke Portugese artistieke cinema, die vrij is van commerciële smetten, komt bij Costa niet alleen voort uit zijn visie op film maar ook op Portugal, waarmee hij in een haat-liefde verhouding verkeert. In het huidige Portugal voert middelmatigheid volgens hem de boventoon. Het land is door corruptieschandalen en de arrogantie van de machthebbers veranderd in een ‘mini-Italië’. Het meest betreurt hij dat traditioneel belangrijke aspecten als sensualiteit, gevoeligheid en schoonheid uit het Portugese dagelijkse leven zijn verdwenen.
Draaikolk
Costa’s opvattingen over Portugal zijn verhelderend voor een goed begrip van zijn films. O sangue (Bloed, 1989) en Casa de lava (Het huis van lava, 1994) zijn niet alleen films die zich bewust zijn van de (film)geschiedenis, maar ook pogingen om iets van de verloren gewaande schoonheid en gevoeligheid te herstellen. De schoonheid is terug te vinden in de schitterende fotografie, die soms op het randje van mooifilmerij verkeert. De gevoeligheid treffen we aan in het beheerste en discrete acteren, waarin emoties niet worden uitgeschreeuwd, maar gesuggereerd.
Zoals in zoveel Portugese films, speelt ook in Costa’s films het gezin, of beter het uiteenvallende gezin, een grote rol. In O sangue delen een tienjarige en een zeventienjarige jongen een geheim over hun vader, die spoorloos uit hun leven is verdwenen. De film suggereert dat hij, met als dekmantel een mysterieuze ziekte die behandeling in een verre stad vereist, betrokken is bij misdadige activiteiten. De jongens proberen samen met een vriendinnetje, dat bij hen intrekt, te overleven. Dat valt niet mee, want een plotseling opduikende oom neemt de jongste zoon met zich mee. Opmerkelijk is dat we niets te weten komen over de moeder van de jongens. Dood? Vertrokken?
In Casa de lava is het een Kaapverdiaanse jonge gastarbeider in Lissabon die niet op familie kan terugvallen, als hij na een zelfmoordpoging — of is het een ongeluk? — in coma raakt en door een Portugese verpleegster wordt teruggebracht naar zijn vaderland, de Kaapverdische eilanden. Daar aangekomen wordt de verpleegster een draaikolk van emoties, verraad en cynisme ingezogen, waaruit zij zich met moeite weet te redden.
Mystificaties
O sangue en Casa de lava zijn intrigerende films, die Costa tonen als een radicale filmmaker, die sobere, gesloten films maakt voor goede verstaanders. Het is Costa meer te doen om het oproepen van een sfeer dan om het vertellen van een verhaal. De kracht van zijn films ligt in de nauwkeurig geënsceneerde en schitterend uitgelichte beelden, die in O sangue een klassieke allure krijgen. Volgens Costa heeft zijn radicaliteit te maken met het zware gewicht van de Portugese koloniale geschiedenis, die "ondergrondse en weerzinwekkende geschiedenis vol gevangenissen, handboeien, doden en kadavers".
Portugezen zijn volgens hem geobsedeerd door de dood, een aspect dat zijn neerslag vindt in de serieuze Portugese cinema. Mogelijk heeft hij gelijk, maar Costa’s radicaliteit is niet voortdurend overtuigend. Irritant is zijn voorliefde voor mystificaties. In beide films blijft veel onverklaard en in duisternis verborgen. Natuurlijk symboliseert dat de onzekere sfeer waarin de personages zich bevinden, maar het doet ook modieus aan.
Overigens zijn de verschillen tussen beide films evident. Niet alleen is Casa de lava in kleur geschoten en O sangue in zwart-wit, laatstgenoemde is ook de meest weerbarstige film. Alleen al door zijn begrijpelijke symboliek is Casa de lava toegankelijker: een film die begint met beelden van een rokende vulkaan geeft de kijker geen hint, maar duwt hem met kracht in het gewenste spoor.
Jos van der Burg