Blade Runner
Post-humaan
Kijkend naar Blade Runner in 2019, het jaar waarin de film zich afspeelt, zien we een film die zijn tijd ver vooruit was.
Wat bedoelen we eigenlijk als we zeggen dat een film zijn tijd ver vooruit is? Misschien dit: ergens in die ruimte tussen onszelf en het scherm landen vragen die we op het moment van kijken nog niet begrijpen, laat staan dat we al in staat zijn een antwoord te formuleren.
Blade Runner (1982) combineert herkenbare elementen met een toekomst die in de vroege jaren tachtig nog vreemd was. Aan de ene kant gebruikt regisseur Ridley Scott een klassiek raamwerk (dat van de film noir) om zijn narratief onbestemde sfeerimplosie toch een gevoel van richting te geven. Zijn in rook gehulde weergave van Los Angeles is een bolwerk van perfecte chaos. In deze wanorde kun je verdwalen en vervolgens verdwijnen. Virtuele ruimtes hervormen de industriële metropool van Fritz Langs Metropolis (1927) en openen de deur naar de cyberpunk, een van origine literaire stroming die Scott als één van de eersten in film toepaste.
Tegen dit futuristische decor jaagt Rick Deckard (Harrison Ford), de ‘blade runner’ uit de titel, op zogeheten ‘replicants’: geavanceerde robots die de grens tussen mens en machine doen vervagen. Een beperkte levensspanne en een continu bewustzijn van zijn eigen fabricatie weerhouden opperreplicant Roy Batty (Rutger Hauer) er niet van met een doorleefde blik naar de wereld te kijken. In een scène die haast beroemder is dan de film zelf zegt Batty dat hij dingen zag die de mens zich niet kan voorstellen. Het is nog maar de vraag of hij zich met die opmerking alleen tot zijn tegenspeler wendt. Tegenover de identiteitscrisis van Deckard (of Descartes?) staat een replicant die zich beseft dat hij een replicant is, en besluit daar niet langer voor te vluchten. Misschien is dat wel precies de reden dat Blade Runner zijn tijd zo ver vooruit was: de film denkt in constructies in een tijd dat het dénken in dergelijke constructies nog in de kinderschoenen stond. Plots is de replicant menselijker dan de mens.
Het is begrijpelijk dat niet iedereen deze observatie in de jaren tachtig al omarmde. De hedendaagse stand van kunstmatige intelligentie was destijds hooguit zichtbaar in een zwarte spiegel, en Donna Haraway’s beroemde Een cyborgmanifest (1991) moest nog geschreven worden. Daarnaast meldt filmwetenschapper Scott Bukatman in een BFI-uitgave over Blade Runner dat veel critici destijds vooral niet begrepen waarom de film zo ver ging in zijn dehumanisering. Wat onderscheidt de mens in Blade Runner eigenlijk van de ‘ander’, en wat betekent dat verschil?
Nu, halverwege toen en het jaar 2049 waarin het recente vervolg op de film speelt, klampen veel mensen zich nog steeds vast aan hun antwoorden op die vraag. Gedreven door emotie en rechtvaardigheidsdrang proberen ze hun eigen tranen van de regen te onderscheiden. Er is ook een tweede impuls: voorbij orde en lotsbestemming menen sommigen dat we nu ook voorbij de mens moeten kijken. Van (post-)modern naar post-humaan. Het zou kunnen betekenen dat we straks niet meer weten wat het is om te ‘leven’. ”But then again, who does?”
Blade Runner is te zien in het kader van de tentoonstelling A Journey Into the Unknown in LantarenVenster, Rotterdam op 23 april om 19.00u. Deze recensie werd geschreven in het kader van Filmkrant Lab 2019, een trainingstraject voor jonge filmcritici.