Beraber
Rotterdammer in Istanbul

Beraber
Beraber wordt aangekondigd als de eerste Turks-Nederlandse film ooit. Dat schept verwachtingen en die worden ook aangenaam waargemaakt in deze volwassen jeugdfilm.
Er wordt niet veel gepraat in Beraber, een film van Mete Gümürhan die begint in Rotterdam, waar tiener Zeki is opgegroeid. Na de dood van zijn moeder vertrekt hij met z’n vader naar Istanbul, want daar ligt volgens vader een betere toekomst. Voor Zeki is het slikken. Het nieuwe huis is prachtig en voorzien van alle gemakken – behalve fatsoenlijke wifi – en ligt in een rijke buurt. Maar voor de jongen is het een gouden kooi, hij voelt zich Rotterdammer in Turkije.
Uiteraard laat hij zich niet opsluiten; hij is een freerunner en de muur rond de enorme tuin is een makkelijk te nemen hindernis. Zijn dynamische dwaaltochten door de stad brengen hem in aanraking met een hechte vriendengroep, vijf hangjongeren die zich in leven houden met zakkenrollen.
De film richt zich volledig op Zeki, met een camera die hem volgt, om hem heen cirkelt en op hem inzoomt om een waaier aan emoties vast te leggen. Bij zijn vader is hij soms boos en obstinaat en tegelijk kwetsbaar en verdrietig; bij zijn vrienden gedraagt hij zich onkwetsbaar en stoer, maar je voelt de hunkering naar acceptatie en begrip; in zijn eentje – in spectaculaire opnamen op de daken van Istanbul – is hij vrij, maar eenzaam.
De emoties zijn niet alleen te lezen op het gezicht en in de houding van Zeki, maar ook in de atmosfeer van de film. De blauwe gloed die over veel scènes hangt, creëert afstand maar ook een gevoel van vrijheid. Wanneer de jongen in een prachtige, lyrische sequentie in een leegstaand pand met z’n vrienden danst, drinkt en dolt, worden ze verlicht door een warme, intieme, oranje gloed. Ook de muziek is bepalend: die geeft het hele verhaal een melancholische ondertoon.
De film is weliswaar opgebouwd volgens een vertrouwd format (je verloren voelen, vrienden maken, je anders voordoen dan je bent, daardoor in de problemen komen, catharsis), maar voelt geen moment als een cliché. Dat heeft alles te maken met de acteurs. Niet alleen Zeki wordt genuanceerd gespeeld (door Schiedammer Alihan Sahin), alle jongeren geven de indruk alsof ze improviseren op hun eigen leven, met naturelle, ingehouden dialogen. Vaak zijn het niet eens dialogen, maar onhandig gemompelde, halve zinnen, losse woorden en veel non-verbale uitingen, die alles zeggen. Behalve charmant is Zeki een atletische freerunner, wat de geloofwaardigheid enorm ten goede komt.
Het perspectief van een Turkse Rotterdammer die daadwerkelijk terugkeert naar het land waar hij via zijn ouders ooit vandaan kwam, is ook verfrissend. Door de verschillen tussen de jongeren niet enorm te benadrukken maar subtiel te verwerken, blijft het makkelijk om je mee te laten nemen in een verhaal dat wel degelijk ook gaat over cultuur- en klassenverschillen. Maar vooral over wat het betekent om een mens te zijn, die overal ter wereld op zoek is naar liefde en erkenning.