BASQUIAT
Mascotte van het kunstcircus
Met de film Basquiat heeft beeldend kunstenaar Julian Schnabel het korte en heftige bestaan van collega-kunstenaar Jean-Michel Basquiat geportretteerd. Dit opmerkelijke initiatief leverde een knap gemaakte en interessante film op. Het lijkt er alleen op dat Schnabel er een verborgen agenda op na hield. Hij plaatst zichzelf hinderlijk op de voorgrond.
In de jaren tachtig was New York het centrum van de kunstwereld. Er werd zoveel geld verdiend met moderne kunst dat galeriehouders en kunstverzamelaars naarstig speurden naar ’the next hottest thing on the art scene’: een nog onontdekte kunstenaar wiens werk later goud zou gaan opleveren. Zo kon het gebeuren dat een getalenteerde jonge, zwarte kunstenaar, Jean-Michel Basquiat, praktisch van de ene op de andere dag rijk en beroemd werd.
Een tekeningetje dat hij maakte om een pakje sigaretten van twee dollar te betalen, werd een week later verhandeld voor vijfduizend dollar. Zijn foto stond op de voorkant van New York Times Magazine. De openingen van zijn tentoonstellingen — in de meest toonaangevende galerieën — stonden garant voor de grootste opwinding. Zijn bekendheid en status benaderde die van een popster.
Basquiat stond tweeslachtig tegenover zijn plotselinge roem. Enerzijds had hij bereikt wat hij altijd wilde: erkend worden als een groot kunstenaar. Anderzijds leed hij onder het gekonkel en geroddel dat daar een onvermijdelijk gevolg van was, en beklaagde hij zich over zijn rol als ‘zwarte mascotte’ van het kunstcircus. ‘De Eddie Murphy van de kunstscene’ werd hij wel genoemd. Een andere ster uit die kunstscene, Julian Schnabel, maakte een film over het korte en onstuimige leven van Basquiat, die in 1988 op 27-jarige leeftijd overleed aan een overdosis drugs.
Motorisch gestoord
Van de ‘echte’ Basquiat is bekend dat hij met geld smeet, aan de lopende band vrouwen versierde en cocaïne gebruikte tot zijn neustussenschot het begaf, waarna hij overstapte op de heroïne. In de film Basquiat komt zijn levenswijze er nog genadig van af. Schnabel concentreert zich op de dramatische aspecten van Basquiats bestaan: de moeder die in een gesloten inrichting zit, Basquiats ongemakkelijke positie als zwarte kunstenaar in een overwegend blanke kunstwereld, en de gespannen verhouding met Andy Warhol, met wie Basquiat langdurig samenwerkte.
Schnabel heeft Basquiats opkomst en ondergang van nabij meegemaakt. Zijn film laat ons met de blik van een insider kijken naar de New Yorkse kunstwereld, en dat levert een interessant verhaal op. Schnabel was echter niet zo goed bevriend met Basquiat dat hij ook diens zorgen en gedachten kende. Als psychologisch drama is de film dan ook niet zo sterk. Basquiat blijft een tamelijk vlak, bijna onwezenlijk figuur. Voor een deel ligt dat ook aan de vertolking van Jeffrey Wright, die Basquiat bijna karikaturaal neerzet als een licht motorisch gestoorde, met een kinderlijk verbaasde blik om zich heen kijkende artiest die ook nog eens nauwelijks uit zijn woorden komt.
Familie Schnabel
Het sterkste punt van de film is de grote zorg die besteed is aan zaken als kadrering, kleurgebruik en cameravoering. Het is goed merkbaar dat Schnabel met een kunstenaarsoog naar het medium film gekeken heeft. Voor een debuterend regisseur heeft Schnabel een bijzonder knappe film gemaakt. Hij heeft zich dan ook omringd met een door de wol geverfde crew en cast — zelfs de kleinste rolletjes zijn bezet door topacteurs als Willem Dafoe en Christopher Walken.
Helaas vond Schnabel het niet genoeg zijn naam op de credits vermeld te zien als regisseur, scenario-schrijver en componist. Hij heeft zichzelf ook nog eens een rol in de film toegedicht in de vorm van de figuur van Albert Milo, gespeeld door Gary Oldman. Deze Milo is een zogenaamd fictief karakter in de film, die volgens Schnabel staat voor ‘een andere New Yorkse kunstenaar uit die periode’. Bij nadere beschouwing kan Albert Milo niemand anders zijn dan Schnabel zelf. Immers: Milo’s schilderijen zijn te herkennen als die van Schnabel, en de ouders, de vrouw en de dochters van Milo (die om onduidelijke redenen ook allemaal in de film figureren) dragen niet alleen de voornamen van Schnabels echte verwanten, ze worden zelfs gespeeld door de familie Schnabel.
Albert Milo duikt op in tal van scènes en telkens is zijn aanwezigheid storend. In werkelijkheid speelde Schnabel niet zo’n belangrijke rol in Basquiats leven. Door zichzelf als Albert Milo zo sterk op de voorgrond te plaatsen, laadt Julian Schnabel de verdenking op zich liever een film over zichzelf te hebben willen maken. Dat is erg jammer. Jean-Michel Basquiat heeft beter verdiend dan dat.
Pauline Kleijer