Avant l’hiver
Leven op de automatische piloot
Een jonge stalker met onbekende motieven dwingt een neurochirurg met midlifecrisis om eindelijk over zijn leven na te denken. De film zelf dreigt hierdoor echter op een zijspoor te raken.
Door Leo Bankersen
In deze derde film van schrijver-cineast Philippe Claudel (Il y a longtemps que je t’aime, Tous les soleils) speelt Daniel Auteuil een drukbezet neurochirurg met oogkleppen op. Zijn echtgenote (Kristin Scott Thomas) vult haar dagen met wanhopig tuinieren rond hun fraaie alleenstaande villa. Als zij eindelijk suggereert dat ze eens moeten praten antwoordt hij: "Waarover?" Het ergste is, hij lijkt het te menen.
In Claudels regiedebuut Il y a longtemps que je t’aime was Scott Thomas een vrouw die na een lange gevangenisstraf weer aan een nieuw leven moest wennen.
Symbolisch gezien zitten de chirurg en zijn echtgenote ook in een soort gevangenis, en een nieuw leven zou geen slecht idee zijn.
Maar verder is de goed geacteerde en serieus neergezette midlifecrisis in Avant l’hiver een veel traditioneler gegeven. Het vertrouwde beeld van het vastgelopen, op de automatische piloot geleefde leven. Allemaal het gevolg van toeval en slordige beslissingen. Om het er nog eens extra in te wrijven is er die bevriende psychiater die wel erg vaak over de vloer komt. Louter door zijn aanwezigheid houdt hij het besef levend dat alles heel anders had kunnen zijn. Claudel meet dat breed uit, als een soort huwelijkscrisis in slowmotion. Mooi neergezet, maar weinig opzienbarend.
Om toch de zaak op onverwachte wijze open te breken heeft Claudel iets intrigerends bedacht. Een onbekende jonge vrouw met een raadselachtige achtergrond laat voortdurend grote boeketten rode rozen bezorgen als dank voor een operatie die de chirurg zich niet kan herinneren. Zijn echtgenote vreest het klassieke overspel met een jong blaadje, maar zo gemakkelijk heeft Claudel zich er gelukkig niet van afgemaakt. De gestalkte chirurg denkt niet aan seks. Het is eerder alsof die ongezochte ontmoeting langzaam iets in hem wakker maakt. Net als dat korte gesprek met een oude joodse vrouw, die hem de namen van haar in het concentratiekamp omgekomen familieleden wil toevertrouwen.
Tegelijkertijd knaagt het gevoel dat het misschien net iets te mooi bedacht is allemaal. De thrillertrekjes die de geschiedenis krijgt, lijken de zaak aanvankelijk op scherp te gaan zetten, maar met de uiteindelijke schokkende onthulling schiet Claudel zijn doel voorbij. Dat hoort in een andere film thuis. Wat rest is een mooi open eind, veel aanzetten tot overpeinzing en een sterk gevoel van melancholie, samengebald in een ontroerend kinderliedje.