AMERRIKA
Tussen wal en schip
Ook Amerika blijkt niet het beloofde land voor de uit Palastina geëmigreerde moeder Muna en haar tienerzoon Fadi in amerrika.
Onverwachts zit hij op een dag bij de post: de Amerikaanse green card waarvoor de Palestijnse Muna zich in een vlaag van optimisme inschreef. Dat was voordat haar man haar en hun tienerzoon Fadi verliet. Maar waarom zou ze nu niet gaan? Ooit legde ze de reis van woonplaats Bethlehem naar haar werk in een halfuur af, nu kost het haar door de Israëlische checkpoints zeker drie uur. En haar ex pronkt overal met zijn bloedmooie nieuwe vriendin, terwijl Muna langzaam dikker wordt. In Amerika heeft Fadi tenminste kans om een echte opleiding te volgen.
Maar ‘Amreeka’ (de originele titel, een fonetische weergave van de Arabische variant op ‘Amerika’, werd voor de Nederlandse release om onduidelijke redenen omgezet naar amerrika) blijkt niet het beloofde land in Cherien Dabis’ film. Dat begint direct bij het warme welkom aan de grens. Uit welk land ze komen, wil de immigratiebeambte weten. "We hebben geen land", moet Muna hem antwoorden. "Israël?" vraagt hij, nadat hij haar paspoort aan een nauwkeurige inspectie heeft onderworpen. Nee, niet Israël, legt zij uit; de Palestijnse gebieden. Hij zucht even. "Bezet?" vraagt hij. "Ja, al veertig jaar!" antwoordt Muna, dolblij dat iemand de zware situatie van haar land lijkt te onderkennen. De beambte zucht nog maar eens, voordat Muna en Fadi aan een drie uur durend onderzoek worden onderworpen.
Bom
Muna en Fadi arriveren in Amerika op het moment dat het Amerikaanse leger Irak binnenvalt, en het conflict is alomtegenwoordig in amerrika, dat door Dabis (Amerikaanse van Palestijns/Jordanese komaf) deels op haar eigen ervaringen tijdens de eerste Golfoorlog is gebaseerd. Daartegenover staat de constante argwaan die Muni en Fadi tegenkomen, simpelweg omdat ze er Arabisch uitzien. Als Fadi’s klasgenoot Mike hem in dreigende tonen vraagt of hij geen bom in zijn rugzak heeft, is dat maar half een grap.
Maar amerrika gaat die conflicten uiteindelijk grotendeels uit de weg, en kiest voor de harmonie, of in ieder geval de hoop daarop. De reeks kleine conflictjes die op Muna’s pad komen maar haar nooit echt van haar opgewekte apropos brengen, maken de film uiteindelijk al te fragmentarisch, en gecombineerd met de sobere visuele stijl zijn er momenten dat amerrika beter op zijn plaats was geweest op het televisiescherm. Daar hadden de bijfiguren misschien ook meer ademruimte kunnen krijgen; nu blijven ze te vaak hangen in stereotypen — Muna’s oudere zus die al vijftien jaar in Amerika woont maar nog steeds heimwee heeft; de oudere blanke rector van Fadi’s school, vol begrip over hun situatie; Muna’s tienercollega Matt met blauw haar en lippiercing die "niet zo wil zijn als de rest". Wat de film redt is de sterke centrale rol van Nisreen Faour, die ervoor zorgt dat we een glimp kunnen opvangen van de wanhoop en de woede die achter de immer opgewekte buitenkant van Muna schuilt.
Joost Broeren