Alles goed
In niemandsland met een hoofd vol oorlog
Alles goed
In een noodopvang in Weesp wachten Oekraïense oorlogsvluchtelingen het lot van hun geliefden en land af.
De opvang is keurig, netjes en “esthetisch”, vinden de vrouwen. Het gras van de weilanden is “groen alsof het geschilderd is” en de koeien grazen er zonder dat iemand ze aan een touw heeft. Verder zijn deze vrouwen eigenlijk amper bezig met het opvangland. Hun hoofd zit bomvol oorlog. Ze missen hun thuisland, familie en vrienden. Hun smartphones vormen een levenslijn. Ze volgen het steevast slechte nieuws op de voet, bekijken hun fotoarchief uit betere tijden en facetimen met achtergebleven geliefden.
Op de achtergrond spelen soms dreigende nieuwsberichten over Nederland. Over pas verkozen politici die beweren dat Oekraïners best terug kunnen keren omdat er in delen van het land schijnbaar kan worden geskied. Een Oekraïense constateert droogjes: “Die heeft duidelijk nog nooit een oorlog meegemaakt.”
Nadat Rusland begin 2022 Oekraïne binnenvalt, komt een vluchtelingenstroom op gang, ook naar Nederland. Petra Lataster-Czisch en Peter Lataster (Als we het zouden weten, 2007; Niet zonder jou, 2010; De kinderen van Juf Kiet, 2016) bezoeken met hun camera een omgebouwde kantoorlocatie in Weesp, waar ze de gevluchte Natasha, Svitlana en Zoia voor langere tijd volgen. Hoe gaan zij om met het gemis van familie, vrienden en moederland? Hoe blijf je overeind op zo’n noodplek, terwijl het leven op pauze staat?
De keuken blijkt een warm hart in het huis. Diverse vrouwen vinden troost en houvast tijdens gesprekken achter de pannen, waarin traditionele Oekraïense gerechten staan te pruttelen. Daartussendoor scènes van spelende kinderen in en rondom de opvang, meegereisde katten dwalend in de gangen en bedrijvigheid rondom arriverende verhuisbusjes. Op de achtergrond spelen (vaak opvallend vaardige) handen op de gemeenschappelijke piano.
De Latasters bieden alle ruimte aan de Oekraïense vrouwen – en enkele jongemannen – om hun verhaal te doen. Soms in de intimiteit van hun privékamers, meestal in de gemeenschappelijke ruimtes. Nederlandse medewerkers van de opvanglocatie vormen amper een aanwezigheid in de film. De documentaire zuigt je in de door verdriet en angst getekende belevingswereld van deze ontheemden. Hun veerkracht is onwaarschijnlijk. Wat doe je, als je wereld is ingestort? Dan zeg je: “Alles is goed”, misschien tegen beter weten in.
Met name het rauwe verdriet van Zoia, die een zoon verloor in het oorlogsgeweld, is bijna akelig om naar te kijken. Ze praat huilend tegen zijn foto en vraagt hoe ze moet leven zonder hem. “Ik wil schreeuwen”, zegt ze. “Maar wat zouden de mensen zeggen?” Het voelt verschrikkelijk intiem om zo dicht bij haar diepste verdriet te komen – wat tegelijkertijd precies de kracht is. En hoe ongemakkelijk die scènes met Zoia ook zijn, je voelt je als kijker – en hopelijk ook als protagonist – in veilige handen bij deze empathische documentaireveteranen.