AL MASSIR
Ideeën hebben vleugels
De aandacht voor de Egyptische cineast Youssef Chahine door het Nederlands Filmmuseum is terecht. Chahine (1926) is zonder twijfel een van de allergrootste levende regisseurs ter wereld. Zijn oeuvre is even omstreden als geniaal. Als ‘zoon van Alexandrië’, ooit een culturele hoofdstad waar verschillende religies vreedzaam naast elkaar bestonden, belichaamt Chahine meer dan enig ander kunstenaar in de islamitische wereld bijna vergeten waarden als humanisme en verdraagzaamheid. Al Massir (Het noodlot) is een aanklacht tegen het fundamentalisme.
Dit in westerse ogen politiek correcte stempel is allerminst een waarborg voor boeiende films. Chahine maakt echter alweer veertig jaar met grote regelmaat films die niet genoeg geprezen kunnen worden. Bab al-Hadid (Cairo Station; 1958), met Chahine zelf in een hoofdrol, is zo’n film. Speelser en autobiografischer zijn de films uit de Alexandrië-trilogie. Chahine, de man die de ik-vorm introduceerde in de Arabische cinema, drijft de spot met dictatuur (een constante in zijn oeuvre), speelt met (homo)seksuele obsessies, belijdt zijn liefde voor de dansfilms uit Droomfabriek Hollywood, zet vrouwen gelijkwaardig aan mannen neer, weigert Israël als verderfelijke vijand te portretteren, maakt ragfijne schilderingen van de verschillende sociale milieus in de Arabische wereld en weet steeds weer kleine details voor zich te laten spreken. Een dansend mozaïek van kleuren en geluiden, dat is Chahine op zijn best.
Voedingsbodem
Eén van de autobiografische elementen in de Alexandrië-trilogie is de scène waarin drie jongens (joods, islamitisch en koptisch) in een auto een prostituée nemen. Het symboliseert volgens Chahine de saamhorigheid die tussen mensen van verschillende religies vanzelfsprekend zou moeten zijn. Wellicht is Chahine de enige cineast ter wereld van wie alle films ooit ergens in de ban zijn gedaan. Zijn drama is dat hij in eigen land balanceert tussen de heersende klasse, die hij ook in Al Massir beschuldigt van corruptie en leugenachtigheid, en het fundamentalisme.
Chahine’s vorige film The migrant (1994) werd op aandrang van fundamentalistische groeperingen in Egypte verboden. In Al Massir neemt Chahine wraak. Fundamentalisten worden neergezet als barbaren die de rijke islamitische cultuur dreigen te vernietigen. Tegelijkertijd haalt Chahine uit naar de Inquisitie, naar het Christendom. Boekverbrandingen, moord uit geloofsovertuiging, een hypocriete godsdienstige moraal: het is van alle tijden, van alle landen en niet aan één godsdienst voorbehouden.
Wat voor gevolgen heeft de strijd tegen het steeds sterker wordende fundamentalisme op een vrijdenker als Chahine? Je zou kunnen stellen dat Al Massir misschien wel de stroefste film is die Chahine in lange tijd heeft gemaakt. De inhoud heeft het van de vorm gewonnen. Dialogen zijn bepalender voor de film dan het beeld. Het verhaal is gesitueerd in Andalusië, aan het hof van Kalief Jacob Al Mansour te Cordoba (1194). De Spaans-Arabische Almohadecultuur van de twaalfde eeuw wordt gekenmerkt door een zeker in die tijd ongekende openheid en verdraagzaamheid. Een fundamentalistische sekte wordt steeds sterker en weet Mansour te dwingen om een fatwa over zijn rechterhand, de filosoof, rechter en arts Averroës (1126-1198), uit te spreken en diens geschriften te doen verbranden.
Hoe het fundamentalisme aan kracht weet te winnen, wordt summier door Chahine geschetst. Zo raadt Averroës de Kalief aan om goed naar de grieven van de bevolking te luisteren: het is een advies dat in de wind wordt geslagen. Het zijn, kortom, de machthebbers zelf die het fundamentalisme een vruchtbare voedingsbodem aanreiken.
Vrije vlucht
De verwijzingen naar actuele gebeurtenissen zijn talrijk. De wijze waarop fundamentalisten in Al Massir de zanger Marwan de keel trachten door te snijden is een verwijzing naar de naar Parijs uitgeweken Algerijnse raï-zanger Khaled, nummer 1 op de hitlijst met te vermoorden tegenstanders van de Gewapende Islamitische Groepen (GIA). Het uitspreken van de doodstraf over de jongeren die deze aanslag hebben uitgevoerd wordt door Averroës (lees: Chahine) veroordeeld: de daders zijn gehersenspoeld en hun dood maakt hen tot martelaren. Zo transponeert Chahine voortdurend gebeurtenissen uit het verleden naar het heden, en biedt de film inzicht in wat er in de Arabische wereld momenteel gaande is: een strijd op leven en dood.
Een kant-en-klare oplossing om de duisternis van het fundamentalisme te weerstaan biedt Chahine niet. Zijn remedie — discussie, dansen, muziek en liefde — komt niet overtuigend over. Het motto van de film luidt ‘ideeën hebben vleugels, niemand kan hun vrije vlucht belemmeren’. De weerloosheid van de denkers, als het om het overtuigen van opponenten gaat, is echter groot, zeker als de opponenten niet overtuigd willen worden. De drie kenmerken waarover men dient te beschikken alvorens het geloof te mogen verkondigen zijn, volgens Averroës/Chahine, liefde, waarheid en rechtvaardigheid. In dit opzicht is het een ontmoedigende film, omdat Chahine laat zien hoe makkelijk deze drie worden ingeruild voor politieke macht. Politiek zonder moraal is gedoemd te mislukken, houdt Chahine ons voor. Politici en religieuze leiders hebben daar echter geen boodschap aan. Ook dat laat Chahine zien.
Eric van ’t Groenewout