4:30

Noedels en schaamhaar

  • Datum 30-09-2010
  • Auteur Leo Bankersen
  • Gerelateerde Films 4:30
  • Regie
    Royston Tan
    Te zien vanaf
    17-07-2008
    Land
    Singapore
  • Deel dit artikel

Ook te zien in het programma Previously Unreleased: het droge, laconieke 4:30 van Royston Tan.

Royston Tan, was dat niet die olijke jongeman die dit jaar op het Filmfestival Rotterdam zijn Singaporese hit 881 aankondigde als een ode aan slechte muziek en slechte dans? Wie zich toen liet verrassen door die aanstekelijke kitsch en camp zal nu bij het zien van Tans eerdere 4:30 opnieuw met de ogen knipperen. Zo uitbundig als 881 was, zo ingetogen is deze sobere maar liefdevolle studie van een jongetje dat telkens om half vijf in de ochtend de wekker hoort gaan.

In die allerstilste schemering gaat het kind energiek op onderzoek uit. Bij het licht van zijn mobieltje snuffelt hij in de spullen van de man die in de aangrenzende kamer op bed is neergeploft. Op weg naar school plaagt hij gymnastiekende bejaarden en rent vlug weg. In de klas ligt hij dan weer half te slapen of geeft de verkeerde antwoorden. Toch heeft hij op een dag een opstel geschreven dat in al zijn eenvoud hevig ontroert. Hij heeft gefantaseerd dat die vreemde man in huis zijn vader is, zijn held. De juf heeft het niet gehoord. Ze bitst boos dat hij zich niet aan de opdracht heeft gehouden. Het moest 300 woorden zijn. 150 is te weinig. Hup, daar staat hij weer op de gang.

Het beweeglijke jongetje ligt voortdurend overhoop met zijn omgeving – met de stilte van de nacht, met de regels van volwassenen, met de anonieme orde van een plein vol mensen in strak gelid. Het is niet moeilijk om in het kind het alter ego te zien van de filmmaker die een paar jaar daarvoor ernstig overhoop lag met de censuur. Dat was naar aanleiding van zijn eerste speelfilm 15 over de jongerencultuur.

De droge, laconieke stijl van 4:30 sluit nauw aan bij het Aziatisch minimalisme zoals dat ook door de Taiwanese filmmaker Tsai Ming-liang wordt beoefend. Je moet er een beetje gevoel voor hebben, want verhaal is er nauwelijks in deze film die is opgebouwd als een serie momentopnamen — soms slapstickachtig, soms triest.

Langzaam vallen die fragmenten als puzzelstukjes op hun plaats. Die vreemde man schijnt een Koreaanse oom te zijn die geen Chinees spreekt. Vandaar dat alles vrijwel zonder woorden gaat. De moeder is permanent afwezig. Soms belt ze om te zeggen dat ze het druk heeft. Er is een doormidden gescheurde foto van de man met een meisje. Er is een mislukte poging tot zelfmoord, er is liefdesverdriet. De jongen heeft een geheim dagboek waarin hij zijn verzamelde schatten plakt, zoals een in het bad gevonden schaamhaar of een stukje uit zijn hemd waar een opgedroogde traan op zit. Snap je eenmaal hoe het zit dan kan een simpel beeld van een kom noedels en een glas sap op de kale ontbijttafel veel betekenen. Langzaam naderen die jongen en de man elkaar tot ze naast elkaar in het kale trappenhuis zitten. Dan zijn al die herhalingen en variaties uitgegroeid tot een subtiele studie van eenzaamheid waarin gedeeld verdriet het hoogst haalbare lijkt.