Terug naar de kust

  • Datum 01-10-2015
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Nuff Said, v.l.n.r. Michiel Slager, Marijn Slager en Willy Berrevoets

Het nieuwe NFF-programma Forum van de Regisseurs sluit vanavond af met een jonge klassieker. Wilde mossels is een film over een vreemde paradox: hoe weidser het Zeeuwse landschap, hoe beklemmender de jeugd. De vrijheid sijpelt door in een eclectische muziekkeuze. Aan de van origine Middelburgse band Nuff Said om de inleiding te verzorgen bij het vijftienjarig jubileum van de film. Een gesprek met zanger en gitarist Marijn Slager.

Jullie hebben voor Wilde mossels het nummer ‘Lekker dieng’ gemaakt en zaten zelfs in de film als de band Paelingvet. Dat is alweer vijftien jaar geleden. Hoe kijk je daar op terug? "Het was heel speciaal. Erik [de Bruyn, regisseur — AZ] had onze muziek gehoord en vond die goed passen bij wat hij voor ogen had. Daarna kwam hij er ook nog eens achter dat we echte Zeeuwen zijn. Zo werden we gevraagd. Maar zo’n film was natuurlijk nieuw voor ons, we wisten niet echt waar we mee bezig waren. Stonden met een kater op de set, bijna over ons nek te gaan, en dan moesten we nog even een scène spelen. Vrij vage film vond ik het toen, maar hij is heel tijdloos gebleken. In Zeeland heeft Wilde mossels nu een cultstatus. Jongeren herkennen zich er in. De uitzichtloosheid, het niks te doen hebben, maar kijken hoe hard je brommer kan. Dat heb je natuurlijk in elke provincie wel, maar Zeeland heeft die uitgestrekte wegen, dat klei, die glimmende, geploegde weilanden. Dat spreekt tot de verbeelding."

Na Wilde mossels ben je ook filmmuziek gaan componeren, onder meer voor Supernova van Tamar van den Dop. Hoe anders is het maken daarvan? Je gaat dan niet meer uit van een melodie die in je hoofd zit, maar van een beeld dat je voorgeschoteld krijgt. "Dat zorgt ervoor dat je heel conceptmatig gaat denken. Beeld in een film heeft al meteen een uitstraling. Het verhaal gaat beetje bij beetje een kant op en dat dwingt je mee. Anders dan het schrijven van een eigen liedje waarbij je ’s ochtends andere inspiratie kan hebben dan ’s avonds. Componeren voor film geeft dus eigenlijk meer kader. Ik merk overigens wel dat er een valkuil is, vanuit de filmmakers. De meesten hebben namelijk al een idee van hoe de muziek moet klinken en zoeken dan alvast een liedje om lekker op te kunnen monteren. En of ze die qua rechten nou kunnen gebruiken of niet, ze gaan daar aan wennen. Als componist krijg je dan vaak een tijdelijke track mee met de vraag of je iets soortgelijks kan maken. Heel erg zonde want dat staat oorspronkelijke muziek in de weg. Bij Once Upon a Time in the West was de muziek bijvoorbeeld al klaar voordat de eerste filmrol was volgeschoten. Ennio Morricone was al gaan componeren aan de hand van het scenario."

Hou je als componist de Nederlandse film in de gaten? Zijn er tendensen of dingen die jou opvallen in het muziekgebruik? "Wat me opvalt is dat de muziek in Nederlandse films heel bescheiden is. Bijna hoempapa-achtig. Zo van, laten we het gezellig houden. Niet te veel opvallen. Terwijl wat meer pit juist lekker zou zijn. Ik denk dat het voorzichtigheid is. De muziek moet schijnbaar het verhaal stuwen, niet andersom. Zit er ergens wel kenmerkende muziek in, dan is het weer met aanzwellende strijkers, als in een Amerikaans drama. Daarom vind ik de soundtrack van Wilde mossels juist zo goed: klassiekers als Electric Light Orchestra en dan opeens jaren-negentigband Ash met een heel mooi sferisch liedje. Nummers die precies het gevoel vertolken. Bij de nieuwe film van Erik de Bruyn, J. Kessels, gebeurt dat ook. Daardoor komt er een stroom op je af als je er naar kijkt. Het maakt het meer totaalervaring."

Hoe gaan jullie de film inleiden? "We gaan onze liedjes uit de film spelen. Normaal spelen we met Marshalls (geluidsversterkers — AZ), heel hard zodat iedereen doof wordt en wegrent. Maar het leek ons mooi om het nu heel relaxed te brengen. In die bioscoop staat ook geen hele set maar gewoon een microfoontje. Heel uitgekleed dus. Volgens mij kan dat het wel hebben. Semi-akoestisch… En ok, toch ook een beetje ruig. Wel een béétje brullen."

Alexander Zwart