‘De Nederlandse jeugdfilm wordt niet serieus genomen’

Kapsalon Romy

Het gaat ronduit slecht met de Nederlandse jeugdfilm, luidt de conclusie van het recent gepubliceerde onderzoeksrapport Zien & Gezien worden. Dalende bezoekcijfers en recettes worden toegeschreven aan beperkte marketingbudgetten en kapitaalkrachtige concurrentie van buitenlandse films. Volgens Cinekid-programmeur Erik Tijman is het probleem van meer fundamentele aard.

“Wij herkennen het beeld dat in het rapport wordt geschetst”, reageert Erik Tijman, programmeur van Cinekid een maand voor de aanvang van het grootste kindermediafestival ter wereld. “Nederlandse jeugdfilms doen het internationaal goed: makers worden uitgenodigd voor festivals en winnen prijzen maar in eigen land vallen hun films relatief dood. In de verklaring van deze trend richt het onderzoek zich grotendeels op de distributie, maar het probleem is groter. Het gaat om hoe er wordt gedacht over de Nederlandse kinderfilm.”

Tijman erkent dat er ook op distributievlak ruimte is voor verbetering. “Er zijn maar weinig distributeurs met een focus op kinderfilms, minder dan vroeger in ieder geval. En zij die het wel doen, zijn veelal gericht op VOD in plaats van theatrale vertoning. De theaters op hun beurt zijn vaak onderbemand en veel hebben weinig kennis op het gebied van kinderfilms waardoor ze titels te kort laten staan, op onhandige tijden programmeren of alleen in de vakanties en op een manier die niet aanslaat. Idealiter worden die films gepresenteerd tijdens matinees in combinatie met creatieve randprogrammering en een educatieve omlijsting.”

Maar dit zijn volgens Tijman praktische zaken die relatief eenvoudig kunnen worden opgelost. Meer moeite zal het kosten om de perceptie van kinder- en jeugdfilms binnen de sector zelf te veranderen. “Terwijl een jeugdfilm maken een logische stap is in de carrière van veel makers, wordt er op de filmacademies bijzonder weinig aandacht aan besteed. Studenten leren niet hoe ze voor kinderen moeten schrijven, hoe ze met kinderen moeten werken. De jeugdfilm wordt niet serieus genomen.”

Wat voor de academies geldt, gaat volgens de Cinekid-programmeur ook op voor de filmjournalistiek. “Dat er binnen kinderfilms geen onderscheid wordt gemaakt tussen commerciële en artistieke producties, zoals dat bij volwassenenfilms wel gebeurt, is al een teken. Er is weinig ruimte voor deze films in de kranten of in talkshows, zeker vergeleken met het buitenland. En als er wordt geschreven dan is het vanuit de vraag: is het een leuke film of niet? Niet: is het cinema?”

Tijman denkt dat de Nederlandse kinderfilmindustrie op een kantelpunt staat. Er worden nu nog kwalitatief hoogwaardige films gemaakt als Mijn bijzonder rare week met Tess of Kapsalon Romy maar dat zou binnenkort zomaar verleden tijd kunnen zijn. “Er komt een moment dat regisseurs de budgetten, die veel lager zijn dan voor volwassenen producties, niet meer haalbaar vinden. Kinderfilms maken is ook nog eens moeilijker, omdat je te maken hebt met strikte wetgeving voor kinderarbeid, waardoor je heel secuur moet werken. De goede films die desondanks worden gemaakt, worden niet gevierd. En dat is wel nodig als we de Nederlandse kinderfilm niet willen laten uitsterven.”