Wat wacht de opvolger van Bero Beyer?

Een profiel is nog niet opgesteld, een headhunter nog niet gebeld en een advertentie nog niet geplaatst. Maar na de aankondiging van Bero Beyers vertrek naar het Filmfonds wordt in de wandelgangen druk gespeculeerd over zijn opvolging als festivaldirecteur. De Filmkrant maakte een rondje langs IFFR-watchers om te inventariseren welke kwaliteiten die persoon moet hebben en wat zijn of haar grootste uitdaging wordt.

Iedereen is het er over eens. Hoofd bieden aan de concurrentie is de belangrijkste opgave van Beyers opvolger. Hij of zij moet ”het festival internationaal relevant houden en een eigen visie en identiteit voor het festival doorvoeren die onderscheidend is ten opzichte van andere soortgelijke grote internationale festivals”, stelt regisseur Ena Sendijarević, wier film Take Me Somewhere Nice tijdens de afgelopen editie de Special Jury Award won. Ze krijgt bijval van voormalig filmcriticus Hans Beerekamp: “De grootste uitdaging lijkt me het verstevigen van de internationale reputatie van het festival, die sinds de dagen van Simon Field en Sandra den Hamer wel enige averij lijkt te hebben opgelopen, al was men onder leiding van Bero wel op koers voor herstel.”

Filmcriticus en internationaal festivalprogrammeur Neil Young, die een paar jaar geleden nog stevige kritiek had op de in zijn ogen kleurloze koers van het IFFR, is nog preciezer. “Rond januari 2021 hebben de twee grote festivals die qua timing dicht op het IFFR zitten, Sundance en Berlinale, een nieuwe directeur. Van de Berlinale kunnen we een langverwachte creatieve hergeboorte verwachten onder de voormalige Locarno-baas Carlo Chatrian, die inmiddels al aan de slag is. Chatrians stijl, die veel cinefieler is dan die van zijn voorganger Dieter Kosslick, zal Rotterdam dwingen extra hard te werken om zijn aantrekkingskracht te behouden voor de meer avontuurlijke filmmakers uit de hele wereld. En dan is er nog die eeuwige, onvermijdelijke IFFR-paradox van continuïteit behouden maar tegelijkertijd vernieuwing promoten. Rotterdam is met recht beroemd voor het tonen van baanbrekend werk – maar hoeveel van die risico nemende onverschrokkenheid is ook van toepassing op de eigen festivalstructuur en personele benoemingen?”

Sandra den Hamer, directeur van Filmmuseum Eye en voormalig IFFR-directeur, deelt Youngs zorgen. “Ik geloof dat er ongeveer elke dag ergens op de wereld een filmfestival opent. Er zijn ook steeds meer initiatieven vergelijkbaar met CineMart, het Rotterdam Lab en het Hubert Bals Fund. Rotterdam zat qua data altijd vlak voor Berlijn en dat was handig voor filmprofessionals uit de VS, Azië en Zuid-Amerika. Nu zit er, geloof ik, een maand tussen. Maar nog lastiger is dat Berlijn een nieuwe competitie heeft aangekondigd voor beginnende filmmakers, Encounters. Dat was nou precies altijd het handelsmerk van het IFFR. Nu Berlijn zich daar ook op gaat richten, zou dat lastig kunnen zijn.”

Behalve de internationale concurrentie moet de nieuwe directeur ook rekening houden met andere krachten, waarschuwt Sylvia van der Heiden, directeur van het Nederlands Film Festival. “Bero heeft een heldere lijn neergezet. Het is belangrijk om die vast te houden en nog duidelijker neer te zetten. Juist door de zich razendsnel ontwikkelende superplatforms, nieuwe verdienmodellen en het veranderend kijkgedrag van het publiek wordt het van nog groter belang sterk aanwezig te blijven, positie te nemen en in te spelen op de ontwikkelingen.”

Van der Heiden vindt dat de nieuwe directeur daarom “een bijzonder open persoon moet zijn met oog voor vernieuwing, opvallende talenten en in staat zijn daar flexibel in op te treden”. Den Hamer benadrukt het belang van “een internationaal netwerk in de filmindustrie, eigenzinnige smaak, artistieke visie en het moet een top gastvrouw/heer zijn”. Filmmaker Sendijarević voegt daar het onderhouden van “nauwe betrekking met filmmakers” en “hart voor film als kunstvorm” aan toe. “Een onvoorwaardelijke cinefilie, een goed internationaal netwerk en verbondenheid met de traditie van het festival lijken me op dit moment relatief belangrijker dan innovatiedrang, charisma en diplomatieke vaardigheden”, stelt Beerkamp. “Al zijn zulke eigenschappen natuurlijk altijd mooi meegenomen.

Ook bij het beantwoorden van de vraag naar gewenste directeurskwaliteiten is Young het meest uitgebreid. “Twee kwaliteiten zijn absoluut noodzakelijk. Allereerst: de neus. De gave om (nieuw) filmtalent te herkennen en krachtig de artistieke visie van het festival te belichamen en uitdragen. Ten tweede: het gezicht. De capaciteit om het festival en zijn boodschap te verkopen op lokaal, nationaal en internationaal niveau. Een charismatisch frontperson is tegenwoordig een must. De ene kwaliteit zonder de andere is overigens niet voldoende.”

Young benadrukt dat een geschikte leider niets is zonder een solide organisatie. “Een festival is niets als het niet opereert als een team. Ik bezoek 25 tot 30 festivals per jaar en de beste hebben een grote continuïteit in hun personeel en ademen een echte team spirit. In dat opzicht zou het misschien interessant de laatste vijf directeuren – Emile Fallaux, Simon Field, Sandra den Hamer, Rutger Wolfson en Bero Beyer – samen de vijftigste editie te laten organiseren. Dan kan Bero’s opvolger al zijn energie richten op die o zo belangrijke editie van 2022, de eerste van een nieuw tijdperk. De jubileumeditie kan ook gebruikt worden om publiek en deelnemers te vragen wat het IFFR de komende halve eeuw moet zijn. En de organisatie moet daarbij niet bang zijn om buiten de gebaande paden te gaan. Wat zou Hubert Bals doen?”

Gevraagd naar mogelijke kandidaten wil bijna niemand suggesties doen. Beerkamp komt met Ido Abram, adjunct-directeur van Eye, “of wellicht Ilse Hughan, die in Latijns-Amerika veel voor jonge filmers voor elkaar heeft gekregen.” Young ziet Bianca Taal, samensteller van het Voices-programma en voormalig hoofd van zowel het Hubert Bals Fonds en CineMart, als “de meest logische kandidaat van binnen het IFFR”. Daarbuiten tipt hij Nico Marzano, de Italiaan die lof oogstte als programmamanager van het London Institute for Contemporary Arts. “Simon Field zat op dezelfde positie voordat hij in 1995 IFFR-directeur werd, en dat pakte goed uit.”