38ste editie Istanbul Film Festival

De veerkracht van een festival in verdrukking

Openingsceremonie 38ste Istanbul Film Festival

Tussen 5 en 16 april vindt de 38ste editie plaats van het Istanbul Film Festival, een festival dat onder Erdogans regime op eieren moet lopen om niet weggevaagd te worden. Het heeft al jaren geen hoofdsponsor meer, omdat geldschieters niet met cultuur geassocieerd willen worden. Ondanks de recente verkiezingen, waarin Erdogans AKP leek te verliezen (men is bezig met een ‘hertelling’), ziet het festival de situatie nog niet veranderen.

Toch houdt het men het hoofd omhoog en levert het festival haar Turkse en internationale publiek al jaren een scherpe selectie van wat er in Turkije zelf geproduceerd wordt en wat op de belangrijkste internationale festivals te zien is. Zo ging de Gouden Tulp – de belangrijkste prijs van het festival, vernoemd naar de bloem die, zoals u waarschijnlijk weet, geen Nederlandse uitvinding is maar vanuit Azië via het Turkse hof in Nederland belandde – vorig jaar naar Valeska Grisebachs Western. Filmisch een van de hoogtepunten van het jaar, maar ook een film die gezien z’n stijl op voorhand geen groot publiek zou bereiken.

Door onder meer het Istanbul Film Festival krijgt Grisebachs film toch de erkenning die ze verdient. Bovendien bereikt de film zo een groter publiek: in veel landen beperkt de filmdistributie zich tot populaire titels en is van een arthouse-circuit zoals we dat in Nederland kennen geen sprake. Festivals zijn voor het publiek dan de enige manier om zulke films te zien. Als je het dramatisch wilt stellen zijn festivals als dit voor landen met een autoritair regime een reddingslijn naar de rest van de wereld.

“Ook onder deze omstandigheden,” zei festivaldirecteur Kerem Ayan in zijn openingsspeech dit jaar,  “zijn de behoeftes en verlangens van ons publiek nog steeds onze grootste prioriteit: een programma presenteren met nauwkeurig geselecteerde producties uit Turkije en de internationale arena, om mensen deel te laten zijn van een cultureel en artistieke gebeurtenis die hen plezier geeft, om zowel werk van de grootheden van de cinema als van nieuw talent te laten zien. Als festival blijven we werken om dit mogelijk te maken. We zijn hier dankzij ons publiek al 38 jaar, met of zonder hoofdsponsor. We zijn samen zo ver gekomen, blijf alstublieft van ons houden, blijf kritiek leveren, blijf boos worden op wat we doen, blijf het goedkeuren. In het kort: blijf ons omhelzen en vasthouden omdat dit festival helemaal van jullie is.”

Dit is het stoere, heldhaftige verhaal. Het heeft z’n merites. Het festival roeit met de riemen die het heeft, tegen de stroom op. Veel mensen werken zich een ongeluk om het mogelijk te maken. Aanstekelijke openingsspeeches werken goed om de saamhorigheid te laten voelen. Maar de keerzijde die door het festival niet herhaald en benadrukt kan worden, is dat de druk vanuit de staat enorm is.

Eind april vorig jaar schreef het Amerikaanse Indiewire dat tijdens het welkomstdiner van de 37ste editie van het festival een actrice opstond en in geëmotioneerd Engels iets wilde zeggen dat iedereen moest horen. Een maand eerder was een groep acteurs en actrices op weg om op te treden bij een festiviteit in het Turkse parlement. Toen ze bijna bij het parlement waren stond Kamervoorzitter İsmail Kahraman op, die al eerder seculier Turkije had opgeroepen om een religieuze grondwet te accepteren, en verbood specifiek de actrices om het podium te betreden. Alleen mannen, riep Kahraman. En zo gebeurde.

De laatste jaren verdwenen duizenden journalisten, academici, kunstenaars en activisten achter de tralies. Meer dan 150.000 mensen uit deze groepen verloren hun baan. Het totaal aantal mensen achter de tralies verviervoudigde in de vijftien jaar dat Erdogan aan de macht is.

In 2015 bereikte die strijd ook het Istanbul Film Festival, al voelde het festival de gevolgen van het autoritaire regime zoals gezegd al eerder in de opdrogende financiële steun. Elke film die een commerciële uitbreng zou krijgen in Turkije moet goedkeuring krijgen van het ministerie van Cultuur. Dat was stap 1. Vervolgens ging de regel gelden voor alle Turkse film, uitgebracht of niet, zelfs tot de allerkortste kortfilm. Films waar men het niet mee eens was, kregen geen vergunning. Effectief, een keiharde vorm van staatscensuur.

Niemand weet wat die ‘morele regels’ zijn waaraan de films moeten voldoen, schreef Indiewire. Het ministerie weigert ze vast te leggen. Het gevolg is extreme voorzichtigheid en zelfcensuur, want wie wil jaren werken aan een project dat ook maar de minste kans maakt om verboden te worden? En zo sterft de kritiek en de waakzaamheid, in ieder geval op het grote scherm. Festivaldirecteur Ayan gaf er, uiterst voorzichtig formulerend, een draai aan: “Er worden minder politieke films gemaakt. Maar cinema is creatief. Iedereen vindt een andere manier om te zeggen wat ze willen zeggen.”

Binnen het festival ziet men deze situatie op korte termijn niet veranderen. Het ministerie van Cultuur runt de boel nog steeds met dezelfde autocratische hand en de hoop op verandering door de eerste, voorlopige uitslagen van de recente verkiezingen neemt af doordat het regime met een ‘hertelling’ bezig is.