Pim de la Parra in Eye

Bijna tachtig jaar filmgek

Pim de la Parra in de documentaire Parradox (2010)

De Nederlandse filmwereld zou er zonder regisseur Pim de la Parra heel anders hebben uitgezien. Zijn stormachtige carrière omvat het miljoenensucces van productiemaatschappij $corpio, de eerste grote Surinaamse speelfilm Wan Pipel en de experimenten van zijn Minimal Movie-beweging. Eye brengt de komende week in het programma Parra Odyssee een ode aan de bijna tachtigjarige cineast. “Ik prijs mezelf gelukkig dat alle getoonde films in totale vrijheid zijn ontstaan.”

Het scheelde niet veel of hij had het retrospectief moeten missen, vertelt Pim de la Parra (1940) in de lobby van hotel Krasnapolsky, waar we enkele dagen na zijn aankomst in Amsterdam hebben afgesproken. “Ik ben door een auto aangereden in Paramaribo. Al 23 jaar fiets ik er zonder problemen, maar zaterdagochtend heeft een bijwagen van een auto me geschept.” Arm uit de kom. Gelukkig wist een orthopeed de schade te beperken, want met een arm in het gips neemt de KLM je niet mee. “De rechterschouder doet het inmiddels weer, maar de filmintroducties straks bij Eye moeten wel met een mitella. Anders trekt iemand misschien te hard, vliegt ‘ie er weer uit.”

De blessure heeft De la Parra’s energie niet verminderd; ‘Prins Pim’ praat nog altijd opgewekt en aanstekelijk over zijn lange staat van dienst. De la Parra’s verhaal is dan ook niet saai: hij was in de jaren zestig een van de boegbeelden van ‘Nederlandse nouvelle vague’, was bevriend met grootheden als Truffaut en Scorsese en werd zelfs eventjes miljonair toen meer dan twee miljoen mensen de Pim & Wim-film Blue Movie (1972) in de bioscoop zagen – al dan niet stiekem. Daarbij is De la Parra een filmmaker die zich constant opnieuw uitvindt: toen de fondsen eind jaren tachtig moeilijk deden, verzamelde hij een groep jonge makers om al improviserend films te maken. Geen geld? Geen script? Let’s Go! De formule was een opstapje voor tal van jonge filmmakers, waaronder Paul Ruven en Erik de Bruyn.

Ondanks zijn tachtig jaar heeft De la Parra nog altijd een rotsvast vertrouwen in de kracht van film. En hij is niet zomaar een verstokte ‘filmgek’: authentieke, in vrijheid gemaakte films drukken iets wezenlijks uit over de mens en zijn omgeving. De cineast kan er nog altijd vol vuur over praten. “Als ik van mijn jongere collega’s hoor hoe moeilijk het is om in vrijheid een film te maken, doet me dat wat. Telkens is er weer iemand die zich ergens mee bemoeit. Film in Nederland is een soort compromis geworden. Hoe dat te doorbreken is? Misschien moet er een of andere gek opstaan en zeggen: ik heb lak aan jullie allemaal, ik maak dit op deze manier. Ooit waren die gekken Pim en Wim!”

Kwantiteit
Vrijheid en vernieuwing. In zijn carrière heeft De la Parra zich er altijd sterk voor gemaakt. Direct vanaf de begindagen, toen hij als twintigjarige vanuit Suriname naar Nederland kwam en op de Filmacademie het tijdschrift Skoop oprichtte, samen met medestudenten Nikolai van der Heyde en Gied Jaspars. Ze gingen tekeer tegen de gevestigde orde die gezapige films voorstond. Dat moest anders, frisser, vol met leven. “Het waren de jaren zestig en het Italiaanse neorealisme en de Nouvelle Vague waren in de mode”, herinnert De la Parra zich. “Die filmden gewoon op straat, middenin het leven. Dat was inspirerend. En doordat er handheld camera’s op de markt kwamen en het negatief steeds beter in staat was natuurlijk licht te vangen, konden wij dat ook doen.”

De minder gelukkige terugkeer van Joszef Katus in het land van Rembrandt

De jonge regisseur voegde de daad bij het woord en richtte samen met Wim Verstappen de roemruchte productiemaatschappij $corpio op. Geïnspireerd door hun buitenlandse collega’s trokken ze met geleend materiaal de straten op. Met succes: hun eerste lange speelfilm De minder gelukkige terugkeer van Joszef Katus naar het land van Rembrandt (1966) wordt door internationale geestverwanten als Godard en Bertolucci met open armen ontvangen. De cinéma vérité-stijl weet de jeugdige Provo-energie van die tijd te vangen, al verklaart De la Parra een deel van dat succes door de overweldigende indruk die Amsterdam op hen maakte. “Omdat ik van Suriname kwam en Wim van Curaçao, hadden we allebei extra waardering voor de omgeving. Veel van die films zijn gewoon odes aan de stad, hoor. Aah… Tamara met Kitty Courbois bijvoorbeeld of Jongens, jongens wat een meid.” Daarna de Dam overkijkend: “In Katus werd Rudolf Lucieer trouwens daarachter vermoordt in een steegje. Ik weet nog dat we chocomelk gebruikten als bloed.”

Met Corman uit lunchen
Ook toen al maakte De la Parra zich druk om de toekomst van de Nederlandse filmindustrie, die maar niet van de grond wilde komen. In een reeks artikelen voor Skoop onder de noemer ‘Naar een jonge speelfilmproductie’ zette hij zijn visie daarover uiteen. In het kort kon volgens De la Parra het credo ‘kwantiteit, niet kwaliteit’ de Nederlandse fictiefilm redden. Als er maar genoeg gemaakt werd, kwam er steeds meer ruimte om authentieke verhalen te laten ontstaan. Een standpunt dat hij nu nog steeds onderschrijft: “Probeer als producent vooral niet Hollywood na te doen, of iets anders in Europa. Laat een regisseur in alle vrijheid zijn verhaal vertellen. Veel geld heb je daar niet voor nodig, maar wel de vrijheid om dat te doen.”

Obsessions

De paradox is dat Pim & Wim in hun beginjaren ook vooral ambities hadden om het buitenland te veroveren. De geheimzinnige thriller Obsessions (1969) – De la Parra’s regiedebuut, waarmee het retrospectief op 20 juni opent – werd in het Engels opgenomen – omdat de Hollandse kijker nog niet gewend was aan Nederlands gesproken films, maar ook met het oog op een buitenlands succes. Zo kreeg de Amerikaanse filmproducent Roger Corman de film te zien, die aan de wieg stond van de carrières van onder meer Francis Ford Coppola en Martin Scorsese. “Corman was de man bij wie je moest zijn als je het wilde maken, maar hij bemoeide zich ook overal mee. Toen hij vroeg of hij een paar dagen kon draaien met de hoofdrolspelers, roken Wim en ik onraad. Hij wilde er een horrorfilm van maken en ons van de credits halen. Konden we fluiten naar ons geld.”

De la Parra herinnert zich ook nog een middag met de B-filmkoning in Amsterdam, die hij als mini-stage typeert. “In 1966 was Corman in Nederland voor de opnames van de film The Young Racers, die hij regisseerde. We hebben toen met hem geluncht bij een chique tent op het Rembrandtplein. Daar kregen we een les die we nooit zijn vergeten. Aan het eind van de lunch stond Corman op. Hij had ons uitgenodigd, dus we gingen ervan uit dat hij zou betalen. Nou, mooi niet. Nadat hij een tijdje in zijn zakken stond te zoeken, begreep Wim de hint – hij heeft die lunch uiteindelijk met een cheque van zijn vader betaald. Het was een fors bedrag, waarover Wim nog een week lang ruzie heeft gehad met zijn ouders.” Zo werkte dat dus, films produceren – gewoon zorgen dat je zo min mogelijk geld uitgaf.

Blue Movie

Belastingdienst
Aan de buitenlandse dromen kwamen een einde toen Blue Movie (1971) een succes werd. De film sloot aan bij de seksuele revolutie die in Nederland was losgebarsten na de ontzuiling en de intrede van de pil. Het naakt van Pim & Wim werd een begrip en andere films in het seksgenre volgden, zoals Frank & Eva (1973) en Mijn nachten met Susan, Olga, Albert, Julie, Piet & Sandra (1975). Maar het verdiende geld maakte ook een eind aan de buitenlandse ambities van ‘de snel miljonair geworden boys Pim en Wim’, die zich door banken en de belastingdienst gedwongen zagen om in Nederland te blijven. “Het kwam erop neer dat we het niet mee naar het buitenland konden nemen. Dat heeft Wim altijd dwars gezeten.”

Wan Pipel

Het vergaarde kapitaal investeerden de twee in verschillende droomprojecten. De la Parra zette zijn zinnen op de eerste grote Surinaamse speelfilm Wan Pipel, waarvoor hij al in 1962 plannen had gemaakt. Het Caribische verhaal over zijn geboorteland speelt tegen de onafhankelijkheid van Suriname en kaart de moeilijkheden aan waarmee de nieuwbakken natie mee te maken krijgt in de vorm van een liefdesverhaal. De film flopte destijds, maar is inmiddels gerehabiliteerd. “Mensen vinden het mijn beste film en in Suriname ben ik er een soort held door. De film wordt elke Onafhankelijkheidsdag op de televisie getoond. Ik snap het wel: het is een klassiek verteld verhaal en gaat over de liefde. Daar houden mensen nou eenmaal van.”

Samen films veroorzaken
Het mislukken van De la Parra’s ‘Caribische symfonie’ en de flop van Verstappens Curaçao-thriller Dakota betekende in 1976 de ondergang van $corpio. De la Parra verhuisde naar Aruba, waar hij een tijd in afzondering leefde. Pas in 1985 keerde hij naar Nederland terug. “Er was toen een hoop verwarring vanuit de subsidiegevers, waardoor er maar weinig films werden gefinancierd. Competente vaklui of jonge mensen die net waren afgestudeerd zaten zonder emplooi thuis. Om te blijven werken wilden ze wel eens op avontuur met deze oude rot.”

In die atmosfeer kon de Minimal Movie-beweging ontstaan, die films op minuscule budgetten en in korte tijd produceerde, maar wel op basis van totale gelijkwaardigheid en zonder een vooropgezet plan. De la Parra: “Omdat niemand betaald kreeg, was niemand met geld bezig. Samen veroorzaakten we dan zo’n film. Het perfecte model van samenwerking, eigenlijk.” Uiteindelijk werden er in een paar jaar tijd zeventien films gedraaid (waarvan er zeven door gebrek aan middelen niet zijn afgemaakt) en konden verschillende jonge makers hun eerste stappen zetten in de industrie. Onder meer Paul Ruven, Erik de Bruyn en Leonard Retel Helmrich deden hun eerste ervaringen op bij films als Lost in Amsterdam (1989) en De nacht van de wilde ezels (1990).

De la Parra kijkt nog altijd met bewondering terug op die tijd. “Sommige films zijn door verschillende regisseurs gedraaid, omdat we merkten dat je met meerdere regisseurs sneller kan werken. In korte tijd kan je dan meer draaien en ook het ego van de regisseur komt niet aan bod. We hadden zelfs een fictieve regisseur verzonnen, Ronald da Silva, die per film door verschillende mensen werd ingevuld. Niemand vond het leuk, helaas. Toch vind ik het nog steeds een fenomenaal concept. Stel dat we uit Zweden of Denemarken kwamen – we zouden wereldberoemd zijn geworden. Hier was het: doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg. In die mentaliteit is de beweging gestrand.”

Vrijheid
Terugkijken op zijn carrière doet De la Parra niet vaak. Hij woont inmiddels alweer 23 jaar in Suriname, waar hij kort de Surinaamse Filmacademie runde. Eeuwig zonde is volgens hem dat de productieboeken van zijn Minimal Movies maar mondjesmaat te vinden zijn. Een volgende generatie zou er veel van kunnen leren “Tien productieboeken heeft de beweging voortgebracht, waarin alles over die films staat beschreven. De budgetten, de scenario’s – een schat aan informatie die tot mijn verbazing niet eens allemaal in de bibliotheek van Eye zijn te vinden.”

Toch hoor je Prins Pim niet klagen. “Ik prijs mezelf gelukkig dat je in dit retrospectief films kan zien die in volle vrijheid gemaakt zijn.” Dat kan niemand hem afnemen.