Stella van Voorst van Beest over Goede buren
‘Ik was geschokt. Ze zat gewoon keihard te liegen’

Stella van Voorst van Beest
Waarom is eenzaamheid een taboe, kun je je afvragen? Heeft het misschien iets te maken met een maatschappij die alleen gericht is op succes? Stella van Voorst van Beest maakte over eenzaamheid Goede buren, nadat in 2013 in het nieuws kwam dat een Rotterdamse vrouw tien jaar alleen dood in haar woning had gelegen. Deze film moest dus gemaakt worden.
Zelfs voor filmmakers is het een taboeonderwerp: eenzaamheid. Mensen alleen in huis, wachtend op bezoek dat nooit komt, levens vol herhalingen en routines. Hoe laat je dat zien? Stella van Voorst van Beest begon na te denken over een film toen in 2013 in het nieuws kwam dat de Rotterdamse Bep de Bruin tien jaar lang dood in haar woning bleek te hebben gelegen. Hoe kan zoiets? Hoe kan het dat er zo weinig contact is tussen mensen? Hoe kan het dat mensen zo aan hun lot worden overgelaten?
Van Voorst van Beest, maker van melancholische films als Gevangenen van de grond (2009) en ’t Wordt toch niks (2001), ging meelopen met een Rotterdams project om eenzaamheid bij 75-plussers in kaart te brengen. Het resultaat is een film die ‘de angst recht in het gezicht kijkt’, zoals ze zelf zegt. Aanvankelijk volgt ze twee actieve vrijwilligers van het project die bij mensen langs de deur gaan – Ada en Wilma – maar later, als de camera eenmaal kennis heeft gemaakt, gaat ze ook alleen langs. En misschien is er helemaal geen echte, definitieve oplossing voor eenzaamheid, ook dat durft de film onder ogen te zien. Aan de andere kant: we zijn als maatschappij pas net begonnen om er iets aan te doen. Wie weet wat we nog verzinnen?
Hebt u een melancholische inslag? “Had ik wel. Ik dacht eigenlijk dat het met deze film een beetje weg was. Maar het is er misschien toch ingeslopen. Ik ben daar wel gevoelig voor.”
Als je ziet welke onderwerpen u kiest in uw films.“Ik voel me zeker tot melancholie aangetrokken. Hoewel ik een heel optimistisch, opgeruimd persoon ben. Ik weet niet. Ik heb veel in Oost-Europa gereisd. Door Finland ook. Voelde ik me ook toe aangetrokken. Ik heb een film over geluid, over de vraag hoe Nederland klinkt. Daarna dacht ik dat ik die melancholische periode wel had afgesloten.”
Er schuilt melancholie in de eenzaamheid die u laat zien, denk ik. En misschien had u ook bewondering voor de mensen die u portretteert, die ondanks alles blijven staan. “Dat kom je gelijk op een soort filosofisch ding. Zo kijk ik, en veel mensen denk ik, ook naar mezelf en naar de wereld: dat iedereen ploetert en aanmoddert om er het beste van te maken. En dat hoe slechter je situatie is, hoe krachtiger mensen vaak blijken te zijn. In imperfectie ligt schoonheid. Heel cliché, maar het is wel zo.”
Bovendien kunnen we vaak niet anders. “Ook al ben je jonger, ergens kun je Goede buren bekijken als een soort voorland. Kan een voorland zijn. Van jezelf misschien of van mensen om je heen.”
Ik schrok er van. Ook al voel je je niet eenzaam en woon je niet alleen. Levens veranderen. Mensen sterven. Je kunt alleen komen te wonen. “Wat ik schokkend vind is dat veel mensen van mijn leeftijd nu zeggen dat ze zo’n fijn sociaal netwerk hebben. Niks aan de hand. Maar zoals een van de mensen in de film zegt: iedereen om je heen gaat dood. Dat gaat voorbij melancholie. In melancholie kun je een beetje zwelgen, daar schuilt een soort romantiek in. In deze film is die romantiek er niet. Niet zoals in de films die ik ervoor maakte. Goede buren is realistischer.”
Dingen gaan kapot. En mensen gaan dood. Hier naast uw kantoor ligt begraafplaats Vrederust. Waarom moet daar toch altijd weer iets moois van gemaakt worden, dacht ik toen ik er langs fietste? Waarom heet een begraafplaats nooit ‘Het leven zat’? Of ‘Zand erover?’ “Hahaha. Of ‘Dit was het dan’.”
Precies. “Nou, het was een confronterende film om te maken. Hoewel er misschien ook iets geruststellends in zit: gewoon je situatie onder ogen zien. Maar het was ook confronterend. Hoe levenslustig iedereen nu ook rondrent, alles is breekbaar, kwetsbaar, wankel.”
Zag u daar vooraf tegenop? “Nee, dat niet. Ik dacht nooit: God, ik moet er weer heen. Als je ernaar kijkt, lijkt het trouwens erger dan wanneer je zelf in die situatie leeft. Meneer Van Tol zie je eerst achteruitgaan maar vervolgens verrast het me toch weer dat hij zich aanpast aan een nieuwe situatie. Zo gaat het dus, dacht ik, stukje bij beetje neem je het leven. Er was echt wel zoveel plezier en energie dat het goed te doen bleef. Plus: ik raakte ook betrokken bij deze mensen. Het werden een soort goeie kennissen. Verre familie.”
Stond de structuur van de film vast? Eerst introduceert u mensen kort en later komt u steeds bij ze terug? “Dat was de intentie ja. Was trouwens nog een heel gepuzzel. Ik maak eigenlijk nooit films met een logisch verhaal want ik heb maling aan een dramatische lijn. Mijn films zijn altijd meer essayistisch geweest. Maar in Goede buren hadden we structuur nodig. Op zich geen punt, alleen kreeg ik van anderen toen steeds de vraag: wie is dan de hoofdpersoon? Dat ging mij weer iets te ver. De twee vrijwilligers, Ada (59) en haar beste vriendin Wilma (70), die de mensen thuis bezoeken, waren heel prettig omdat ze energie brachten en ons van plek naar plek konden voeren. Dan is het verleidelijk om hen die leidende rol te geven. Maar ik had van tevoren bedacht dat ik ook het dagelijks leven wilde filmen van de mensen die als eenzaam bestempeld worden. Daar wilde ik bij zijn. Want hoe kom je daarbij: zodra je daar zit, in die woonkamers, is hun eenzaamheid weg. Dus hoe krijg je toch een glimp van hun echte leven? Soms zaten we een beetje te niksen bij mensen thuis. Gewoon een beetje hangen. Wachten op dat echte leven. Maar het ging eigenlijk vrij snel goed. Ook omdat mensen die aandacht prettig vonden en hun verhaal kwijt wilden.”
Maar krijg je dan een glimp van eenzaamheid te zien? “Op een gegeven moment zie je wel of iemands concentratie op de camera of de crew is gericht of dat een blik bijvoorbeeld wegzakt, of doordat ze hun eigen dingen gaan doen. Ik ben er lang en vaak genoeg geweest om dat verschil te zien. Je leert mensen kennen. Op een gegeven moment zit je ook een beetje in de weg voor ze. Het zijn oude mensen, allemaal ouder dan 75, dus die varen op routines. ‘Ga maar gewoon doen’, zeiden we dan. En eerlijk gezegd konden wij die routines eigenlijk niet verstoren. Als er lunch gemaakt moet worden om 12.00 uur dan zal er lunch gemaakt worden om 12.00 uur.”
In een van de eerste gesprekken wordt mensen door de vrijwilligers de vraag gesteld of ze zich eenzaam voelen. En iedereen ontkent dat. Het is moeilijk om toe te geven. “Een taboe kun je dat gerust noemen.”
Pas na een tijdje hoor je bijvoorbeeld van mevrouw Van der Klei dat haar zelfbescherming, om niet toe te geven. Hoe breek je daar dan doorheen? Moest u bijvoorbeeld lang wachten op zo’n bekentenis? “Ik heb veel research gedaan. Ik heb zelf bijvoorbeeld een stuk of veertig huisbezoeken afgelegd als vrijwilliger, in een andere wijk dan waar we uiteindelijk zijn gaan filmen trouwens. Precies zoals je in de film ziet. Dus ik wist wel ongeveer met wat voor mensen je te maken krijgt en in welke situaties je terechtkomt. Daar was ik op voorbereid. Ook op het gevoel dat je soms vertrekt bij mensen met het gevoel dat er iets niet klopt, dat ze niet de hele waarheid vertellen. Mensen zeggen zelden dat ze eenzaam zijn. Bij meneer (Jan) Van Tol (81) was het me vrij snel duidelijk dat hij niet meer buiten kwam. Die man hunkerde naar contact. En mevrouw (Tilly) Van der Klei (85) had mij gek genoeg in een voorbereidend gesprek wel verteld dat ze de kinderen niet meer zag en dat er iets moeilijks was. Maar toen we begonnen te draaien deed ze alsof er niks aan de hand was. Ik was echt een beetje geschokt. Ze zat gewoon keihard te liegen. Dus dat was spannend, om dat toch naar buiten te krijgen.”
Mevrouw Van der Klei leek mij wel een intens figuur. “Heel. Heel intens.”
Die twee vrijwilligers, kan ik me voorstellen, waren heel fijn voor de film. Ze zijn net geen komisch duo maar ze zijn heerlijk verschillend in temperament. De een heel nuchter, de ander had een mooie scherpe blik. “Ze vullen elkaar perfect aan. Ada, de emotionele zeg maar, die inderdaad een scherpe blik heeft maar af en toe doorslaat en teveel wil. En dan Wilma die lekker nuchter op de rem trapt. Dus dat was heel fijn. In eerste instantie had ik alleen Ada aangereikt gekregen, want je gaat op zoek naar de kartrekkers, zoals ze heten, de actieve buurtbewoners. Dus van een ‘Opzomerorganisatie’ kreeg ik haar naam…”
Lang geleden dat ik dat woord hoorde. “Ja, het bestaat nog steeds. Dus we kregen Ada aangeraden. Maar zij zei doodleuk: ‘ja die huisbezoeken ga ik met mijn buurvrouwtje doen en ik doe niks zonder haar’. Dus eigenlijk had zij gewoon een tweede hoofdpersoon gecast maar die had ik nog niet ontmoet. Dus dat was lastig, want zoiets kan helemaal verkeerd gaan. Maar het was een geschenk, zou je kunnen zeggen. Wilma is me ook erg dierbaar geworden.”
Op een bepaald moment zegt ze tegen mevrouw Van der Klei, indirect naar haar verwijzend: ‘Ja, ik heb ook ruzie met mijn schoonmoeder, dat is ook een pokkewijf’. “Vrij recht voor z’n raap was dat ja. Dat hoorde mevrouw Van der Klei trouwens en die zat daar bij de première zelfs om te grinniken.”
De teamleider van het wijkproject zegt op een bepaald moment tijdens een presentatie dat bingoavonden en huisbezoeken niet genoeg zijn om het probleem van eenzaamheid op te lossen. Waar hij volstrekt gelijk in heeft. Maar wat gebeurt er nog meer? “Sommige mensen vinden zulke uitjes heerlijk maar er zijn ook mensen die daar helemaal niet op zitten te wachten. Die willen liever bezoek thuis. Die willen eigenlijk dat hun vrouw niet dood was. Zoals meneer Van Tol. Ik denk niet dat hij allemaal uitjes ondernam met z’n vrouw. Die zat gewoon ’s avonds op de bank voor de tv. Maar er was iemand. En dat soort gezelschap is niet vervangbaar. Je kunt mensen wel even afleiden maar dat is geen oplossing. Ada en Wilma zijn best kritisch, het was een pilotjaar voor huisbezoeken bij 75-plussers die door heel Rotterdam zijn afgelegd. Ik vind dat eigenlijk wel goed. De mensen die dat gesprek willen, hebben de kans om hun verhaal te doen. Ada en Wilma zijn kritisch over dat er te weinig mee gebeurt. Maar daarvóór gebeurde er niets. En nu wil men dat elk jaar gaan doen. En als je dat elk jaar doet, ontstaat er misschien toch iets van een sociale cohesie die veel mensen nu missen.
“Maar of het eenzaamheid oplost? Hoe los je eenzaamheid op? Je kunt de ergste gevallen eruit halen. Mensen die in hun eentje verpieteren. Of die financieel worden uitgebuit. Ze zijn heel kwetsbaar. Sommige zijn al een beetje aan het dwalen in hun hoofd. Maar het gros van de mensen is niet extreem eenzaam. Ze zijn alleen niet meer gelukkig, sociaal. Kijk, zo’n meneer Van Tol vindt het heel fijn als er iemand langskomt om een praatje te maken. Om misschien weer hetzelfde praatje te houden als de vorige keer, maar dat maakt niet uit. Kijk, voor onze generatie worden sociale media misschien wel onze redding later, maar voor de meeste 75-plussers is dat geen oplossing.
“Ik begon me inderdaad tijdens het filmen af te vragen: hoe kunnen we dit voor zijn? In de architectuur wordt nagedacht over een nieuwe manier van wonen, waarin meer plek is voor sociale interactie en contact. En dat moet ook wel want in een bejaardentehuis kom je niet meer terecht. We hebben nu de participatiemaatschappij dus mensen moeten thuis blijven wonen tot ze er bij neer vallen. Alleen als je fysiek of mentaal echt niet meer in staat bent om op jezelf te wonen, kom je in een verpleeg- of verzorgingstehuis. Voor die tijd moet je het zelf doen.”
De participatiemaatschappij is een excuus voor de overheid om niks meer te hoeven doen. “Het idee klinkt heel mooi, mensen moeten gestimuleerd worden zo lang mogelijk thuis te blijven wonen, maar de keerzijde is dat er heel veel mensen zijn die thuis zitten en thuiszorg krijgen – waar de thuiszorger niet meer dan vijf of zeven minuten per huisbezoek heeft – terwijl ze hunkeren naar dat bejaardentehuis. Want daar konden ze een praatje maken en was er contact. Maar misschien is dit het, misschien moeten we accepteren dat het zo is, dat het leven zo afloopt.”
Waar ik mee worstel is dit. Ik schreef gisteren een tekst over de Chinese filmmaker Jia Zhang-ke, die in sommige van z’n films de keerzijde van de snelle industrialisatie van China laat zien. Een van de gevolgen is de onthechting, de afstand die letterlijk en figuurlijk is ontstaan tussen familieleden. Bijvoorbeeld doordat mensen noodgedwongen ver weg moeten werken. Of doordat ze zo slecht betaald worden en zoveel uren moeten maken dat ze geen tijd meer voor elkaar hebben. Hebt u nog gedacht om die meta-blik erbij te betrekken, de vraag in hoeverre eenzaamheid veroorzaakt wordt door de manier waarop wij de maatschappij inrichten? “Bij de mensen die de film gezien hebben, komt die vraag eigenlijk automatisch op. Ik heb de film binnen Doc Incubator ontwikkeld omdat ik er graag ook een internationale blik op wilde hebben. Wat ik interessant vond is de reactie van een Colombiaanse regisseur in het project. Die was geschokt. Bij hen was het ook altijd de familie die oude mensen opving maar onder invloed van het neoliberalisme zien zij die banden ook veranderen. Goede buren was voor hen een voorland. Ik denk dat die economische achtergrond impliciet in de film zit. Het voelt ook echt absurd als je je probeert te realiseren hoeveel mensen nu in Nederland alleen in hun huizen zitten. En we vinden het allemaal maar normaal want fijne onafhankelijkheid en individualiteit. Maar het is iets wat er de laatste vijftig jaar ingeslopen is: het hoeft niet zo te zijn. En nu je het over China had: ik zou het ontzettend fijn vinden als de film daar vertoond wordt. Omdat eenzaamheid daar heel herkenbaar is maar ook nog steeds een groot taboe.”
En hier ook. Voor u als maker vind ik het ook een moedige keuze om hier een film over te maken. Het heeft iets anti-filmisch. Film is beweging. Eenzaamheid is stilstand. Mensen bewegen bijna niet in het appartement ook. Maar los van het filmische: je wilt het ook bijna niet zien omdat het teveel een spiegel is. Te confronterend want bijna niemand ontsnapt er aan. “De enige manier waarop het voor een film interessant is, is door de angst die iedereen hierbij voelt in het gezicht te kijken. Dat kun je doen door lang te kijken hoe iemand de wasmachine leeghaalt of door iemand weer een plaat op te laten zetten. Het is zoals het is. Hoe kun je eenzaamheid filmen en proberen het spannend te maken terwijl er niks gebeurt?”
Maar dat is eenzaamheid: er gebeurt niks. “Mijn cameraman zei op een gegeven moment dat mensen eigenlijk een soort bouillonblokjes worden: je leven wordt gecondenseerd in misschien drie verhalen. De rest is ruis. Dus dan blijft het verhaal over van je dochter die je niet meer ziet. En je hondje. En misschien nog iets. En bij meneer Van Tol is het het verhaal van z’n accordeon en dat ‘ie die niet meer kan bespelen. De rest vervaagt.”
Mijn God. “Hahahahaha. Het heeft ook een soort schoonheid. Iets minimalistisch.”