IDFA-hoofdgast Patricio Guzmán over zijn werk

'Ik zal altijd films over Chili blijven maken'

Patricio Guzmán (rechts) op de set van La cordillera de los sueños

Patricio Guzmán (rechts) op de set van La cordillera de los sueños

De Chileense documentairemaker Patricio Guzmán is in november de hoofdgast van documentairefestival IDFA, en kijkt er terug op bijna vijftig jaar achter de camera. “Documentairemakers hebben meer vrijheid dan ooit om precies te maken wat zij willen.”

Patricio Guzmán had net zijn eerste stappen als filmmaker gezet toen zijn thuisland Chili in 1970 het toneel werd van een uniek politiek en sociaal proces: de socialist Salvador Allende werd democratisch verkozen tot president. De ogen van de wereld waren gericht op deze prille Marxistische revolutie, niet geboren uit gewapende strijd maar uit verkiezingen. Guzmán wist direct dat hij dit historische moment vast moest leggen en ging met een 16mm-camera en een kleine crew de straat op voor El primer año (1972).

Ze bleven filmen, ook toen de oplopende spanningen op 11 september 1973 leidden tot een coup. Het resultaat was het monumentale drieluik La batalla de Chile (1975-1979). Hoewel hij uit het land vertrok, bleven Chile en het gewelddadige einde van die democratische droom centraal staan in Guzmáns cinema. Nog tijdens de dictatuur, die tot 1990 duurde, keerde hij terug om er En nombre de Dios (1987) te maken, over hoe de katholieke kerk de levens redde van vele politieke dissidenten.

Tijdens IDFA zal niet alleen een uitgebreid retrospectief van Guzmáns eigen films te zien zijn, maar selecteert hij ook zijn Top 10 van favoriete films. We kijken met hem terug op bijna vijftig jaar filmmaken. Herinnering en vergetelheid bleven daarin centraal staan. In Chile, la memoria obstinada (1997) toont hij de vergeetachtigheid rond zeer recente gebeurtenissen; El caso Pinochet (2001) volgt de gefnuikte poging om Pinochet in Spanje te berechten; en met Salvador Allende (2004) keerde hij eindelijk terug naar de man die zijn leven (en dat van miljoenen anderen) had geraakt. De afgelopen jaren onderzocht hij Chile’s heden en verleden en de permanente identiteitscrisis van het land in het drieluik Nostalgia de la luz (2010), El botón de nácar (2015) en La cordillera de los sueños (2019). Alle drie verbinden ze landschappen – de betoverende luchten in de Atacama-woestijn; de oceaan; de majestueuze Andes – met Chili’s onvoltooide geschiedenis en met de persoonlijke reflecties van de filmmaker.

Toen Guzmán El primer año maakte, werd de urgente noodzaak om te filmen wat er gebeurde nog ingeperkt door de grenzen van de filmtechniek. Vandaag de dag leeft op veel plekken in de wereld een vergelijkbare urgentie, en dankzij de enorme veranderingen in de technologie zijn de mogelijkheden voor documentairemakers veel groter, stelt Guzmán. “Het is veel makkelijker om een simpele camera te kopen en te filmen wat je wil. We zijn bevrijd van de mechanica van celluloid. De verworvenheden van de digitale cinema zijn fantastisch voor documentairemakers, aangezien er vrijwel geen obstakels meer zijn om volledig onafhankelijk te filmen. Je kunt een persoonlijke film maken, zoals een schrijver of een dichter. Documentairemakers hebben meer vrijheid dan ooit om precies te maken wat zij willen.”

Heeft dit ook iets veranderd in hoe men denkt over documentaire als cinema en als kunstvorm? “Volgens mij wel; je ziet bijvoorbeeld dat ook de prestigieuze festivals steeds meer documentaires selecteren. In de afgelopen decennia zijn steeds meer deuren geopend, en is de documentaire steeds meer erkend als volwaardige kunstvorm. Iets vergelijkbaars is gebeurd met animatiefilm. Een fantastische ontwikkeling. Het maken van een documentaire is lang niet zo eenzaam meer als het dertig jaar geleden voelde, toen het min of meer een uitzondering was.”

Op veel van die festivals staan de documentaires op gelijke voet met de fictiefilms; soms wordt het verschil niet eens aangegeven. “Dat onderscheid is iets voor de industrie, daar maak ik me niet druk om. Documentaire is documentaire – punt uit. Het is een andere manier van filmmaken – niet inferieur, maar wel anders. Vanaf het prille begin is het maken van een documentaire compleet anders dan het maken van fictie. De documentaire heeft andere wetten, andere wegen, en zo moet het ook zijn. Net zoals het vanzelfsprekend is om verschil te maken tussen proza en poëzie.

Hoe hebben die veranderingen in de afgelopen decennia hun weerslag gehad op uw werk? “Je bestaat in een specifiek moment in de geschiedenis, en je werkt met wat de realiteit je te bieden heeft. Mijn plezier ligt meer en meer in het maken van persoonlijke documentaires, met een heldere voice-over, mijn eigen stem, die een realiteit beschrijft vanuit mijn eigen waarneming. Mijn films kwamen natuurlijk altijd al vanuit mijn perspectief, maar wanneer je een film maakt over Pinochet of Allende, sta je altijd in dienst van een bestaand idee. Die noodzaak voel ik niet meer. De persoonlijke documentaire lijkt ook meer geaccepteerd te worden dan eerder. Het voelt heerlijk om met een leeg vel papier te beginnen, een scenario te schrijven vanuit mijn persoonlijke ervaringen, en pas daarna het onderwerp te kiezen. Daarom zijn mijn recente films zeer subjectief en persoonlijk.”

Die trilogie sloot u af met La cordillera de los sueños. Wat komt er nu? “In zekere zin is die cyclus beëindigd, maar ik denk dat mijn volgende werk zeer vergelijkbaar wordt. Ik weet nog niet of het een vierde deel wordt in deze reeks, of het eerste in iets nieuws; dat maakt ook niet echt uit. Mijn visie zal vergelijkbaar zijn, en ik zal films over Chili blijven maken, omdat dat mijn grote onderwerp is en omdat ik het met me meedraag.”

Dus hoe persoonlijk uw films ook worden, zo zullen altijd blijven draaien om Chili? “Het lijkt misschien monotoon, maar ik geniet ervan, omdat het land zo enorm divers is. Het biedt zoveel aanknopingspunten en onderwerpen om het over te hebben, zelfs als de films zich afspelen tegen dezelfde kust, dezelfde bergen, dezelfde steden, dezelfde mensen. Het maakt niet uit hoe diep je in die Chileense specificiteit duikt, zolang de films een universeel uitgangspunt hebben kan iedereen ze begrijpen. Dat draait om de politieke crisis in heel veel landen die kampen met een neoliberaal systeem. We weten niet waar het vandaan is gekomen en ook niet waar het heen gaat. Dus het land waar een film vandaan komt is minder belangrijk dan de onderwerpen die ons mensen verbinden.
“Toen ik La batalla de Chile maakte, wist ik dat er in zeker dertig andere landen interesse in zou zijn, niet omdat ze daar hetzelfde doormaakten maar omdat ze dezelfde richting op gingen. Daar draaide het om verandering zonder de verschrikkingen van een gewelddadige revolutie. Dat die deur geopend werd voor verandering via de weg van de wet was een fantastisch voorbeeld voor de wereld. We kunnen altijd en overal een revolutie ontketenen, als we dat samen zouden willen.”