Norbert ter Hall over De belofte van Pisa
'Je bent ook waar je vandaan komt'
In De belofte van Pisa, de slotfilm van het NFF, gaat de Marokkaans-Nederlandse tiener Samir, een muzikaal talent, op zoek naar zijn eigen identiteit. Een zoektocht waar regisseur Norbert ter Hall zich in herkende: “We willen ons allemaal afscheiden van de verwachtingen van onze ouders.”
De uit Amsterdam-Noord afkomstige Samir (Shahine El-Hamus) groeit op in een flatje, in een conservatief Marokkaans-Nederlands gezin. De tiener is een begenadigd trompettist, maar kan geen noten lezen. Aan zijn broer Mo (Mahfoud Mokaddem) belooft hij dat hij zijn opleiding – hij is net aangenomen op het chique muzieklyceum in Amsterdam-Zuid – zal afmaken; hij zal er alles aan doen om op het rechte pad te blijven. Wanneer broerlief achter de tralies verdwijnt voor een brute overval is Samir, die door zijn omgeving Sam wordt genoemd, goeddeels op zichzelf aangewezen.
Hij laveert voortdurend tussen het gefortuneerde zuidelijke stadsdeel, en zijn thuishaven aan de andere kant van het IJ. Op school probeert Sam zich te ontworstelen aan de stereotypes die aan Marokkaanse Nederlanders worden toegeschreven; thuis moet hij zich schikken naar de mores van zijn ouders. En intussen bloeit er een liefde op met Annelies (Olivia Lonsdale), een Joodse klarinetspeler uit zijn klas.
De belofte van Pisa, de nieuwste film van Norbert ter Hall (A’dam – E.V.A), is gebaseerd op het gelijknamige boek uit 2013 van Mano Bouzamour, tot scenario bewerkt door Robert Alberdingk Thijm (Ter Halls partner en vaste collega). Het resultaat is een visueel scherp en bij vlagen zwoel coming-of-age-drama over het najagen van dromen en het cultiveren van je talent.
Ter Hall herkende in het boek elementen uit zijn eigen leven. “Het losmaken van waar je vandaan komt is niet een unieke Marokkaanse aangelegenheid; dat moest ik zelf ook als blonde Hollander. Dat is iets wat we allemaal willen: ons afscheiden van de verwachtingen van onze ouders. Dat ik homo ben, was destijds ook tegen de verwachtingen in. Hoewel mijn ouders er nooit problemen mee hadden, groei je toch op in een heteronormatieve maatschappij, waarin negentig procent van de mensen heteroseksueel zijn. En dan moet je ontdekken wie je zelf bent. In eerste instantie leek het me geweldig om in een groep met alleen maar homo’s terecht te komen, maar dat is ook een soort van enclave. Een mix van verschillende mensen is een stuk interessanter.”
Sam wil deel uitmaken van een andere elitaire enclave: Amsterdam-Zuid. Hij gaat poloshirts dragen, kamt z’n haren achterover en past zijn vocabulaire aan, maar verliest daarmee ook zijn authenticiteit. “Amsterdam-Zuid lijkt in de film in eerste instantie de hemel op aarde. Voor Sam voelt zijn aanwezigheid daar als een soort bevrijding. Maar uiteindelijk blijkt het net zo’n gesloten gemeenschap als die waaruit hij afkomstig is. Het zijn beide clubs met bepaalde regels. Sams vriendjes uit Zuid willen zich net zo goed losweken van hun ouders.”
Een Marokkaans-Nederlandse schoonmaakster op het lyceum zegt tegen Sam dat ze er in de twintig jaar dat ze er werkt nooit een Marokkaan heeft gezien. “Wat zij natuurlijk ook zegt is: je kan je aanpassen, leven zoals zij, gedragen zoals zij, maar vergeet nooit dat je een Marokkaan bent, want dat vergeten zij ook niet. Dat is een dilemma, maar tegelijkertijd is waar hij vandaan komt ook Sams kracht. Daar moet je geen afscheid van willen nemen. Je bent ook waar je vandaan komt, dat kan je niet negeren. De vraag is natuurlijk wat je daarmee doet.”
Soms lijkt de enige oplossing om het hazenpad te kiezen, de wijde wereld in, weg van alles. “Dat is wel de boodschap: je moet jezelf bevrijden van de druk van welke groep dan ook.”
De trompet speelt daarin een sleutelrol. In het boek speelt Sam piano. Vanwaar deze wijziging? “De trompet is een draagbaar instrument. Een piano zou op school staan en niet bij Sam thuis, en dan moesten veel scènes zich daar afspelen. Ik wilde graag een mobiel instrument, waarmee Sam op verschillende plekken zou kunnen spelen. Het mooie van het bespelen van een trompet is dat je het gezicht en de handen in een shot makkelijk kan vangen.”
In het script werd ook de plaats van handeling gewijzigd: van de Diamantbuurt naar Amsterdam-Noord. “Bouzamour is opgegroeid in de Diamantbuurt, maar in de tijd dat hij jong was, was dat een beruchte buurt. Nu staat het vol met bakfietsen en geveltuinen, dat ziet er zo gezellig en knus uit. Een groot voordeel van Amsterdam-Noord is ook dat het aan de overkant van het water ligt. Dat je echt het idee hebt dat Sam naar een andere wereld gaat.”
Over Bouzamour gesproken: was hij ook op de set aanwezig? “Ja, bijna elke dag.”
Hoe was dat? “Hij is ontzettend enthousiast; een bindende factor. Het is natuurlijk ook zijn verhaal, al is het niet zo dat we precies filmen wat er in zijn leven is gebeurd. Ik zou het niettemin heel gênant hebben gevonden als hij zich op de een of andere manier niet kon vinden in het eindresultaat. Dan was de film wat mij betreft mislukt. En daarnaast was het ook heel praktisch: ik spreek geen Arabisch en Shahine [El-Hamus] ook niet. Dus heeft Bouzamour hem geholpen met zijn teksten.”
Met El-Hamus heb je net als veel castleden al eerder samengewerkt, in A’dam – E.V.A, was dat een voordeel? “Ik kende hem al heel goed en dat hielp enorm. We vertrouwen elkaar. Als je elkaar kent dan durf je ook meer. Dat wil ik op de set, dat gevoel dat we dingen kunnen proberen en dat het niet erg is als het niet lukt, want dan kunnen we het altijd nog een keer doen.”
Die durf komt terug in El-Hamus’ personage: Sam kiest ervoor om atypische dingen te doen. Zoals de scène met Annelies in het privézwembad van haar ouders. De jongeling twijfelt of hij zijn boxershort wel uit zal doen, maar gaat toch overstag. Waarmee hij de preutsheid die soms wordt toegeschreven aan Marokkaanse Nederlanders weerlegt. “Je onderbroek uittrekken in bijzijn van een meid is op die leeftijd natuurlijk voor iedereen iets spannends. In het zwembad zien we dat Sam toch niet zo’n man van de wereld is als hij in het begin van de film doet lijken. Als hij dan daadwerkelijk naast een meisje staat dat hij leuk vindt, is hij heel verlegen. Die gêne is natuurlijk ook reëel, want het zijn twee acteurs die elkaar voor het eerst naakt gaan zien. Shahine is achttien, die heeft dit nog niet heel vaak in een film gedaan, dus dat is ook spannend. Van die spanning kan je als regisseur gebruik maken. En natuurlijk hoort seksuele bevrijding voor Sam ook bij de zoektocht naar wie hij is.”
Later in de film zoent Sam tijdens een seksscène met drie klasgenoten zijn vriend IJsbrand (Thor Braun), een wending die niet in het boek zit. Opnieuw een punt waarop hij breekt met de verwachtingen. “Wat ik zo fijn vind aan die scène is dat het later in hun leven geen gevolgen heeft dat ze met z’n vieren het bed delen; dat je dat soort dingen als tiener kan proberen. Eigenlijk vind ik dat de grootste bevrijding, hoewel het niet het onderwerp van de film is, in tegenstelling tot veel films waarin mannen elkaar zoenen. Ik vind het zo mooi dat het iets kan zijn dat iedereen in z’n puberteit zou kunnen overkomen. En dat het niet de rest van je leven verandert.”
Die scène voelt als een moment van heb elkander lief, euforisch bijna. “We zijn wie we zijn, we doen wat we willen en de wereld is van ons.”