Loïs Dols de Jong over El muerto
'Vier dagen voor de opnamen viel de locatie weg'
In de serie Lichting 2019 interviewt de Filmkrant aanstormend filmtalent van verschillende academies over hun afstudeerfilms. Met El Muerto maakte Loïs Dols de Jong (Filmacademi) een heuse polderwestern: “Er gaan al zoveel eindexamenfilms over jonge mensen in een identiteitscrisis.”
Cowboyhoeden, revolvers en goudkoorts: jawel, El Muerto van Loïs Dols de Jong is een heuse polderwestern. In de korte film gaan Melody Klaver, Teun Kuilboer en Mark Ram op zoek naar de goudmijn waar hun broer over ijlde op zijn sterfbed. Een Nederlandse genrefilm, dat maakt nieuwsgierig. “Er was binnen de opleiding een groepje mensen dat graag een genrefilm wilde maken”, legt Dols de Jong uit. “Ik wil niet zeggen dat film puur entertainment is, maar voor mij is het een escapistisch middel. Ik hou heel erg van films die mij naar een andere tijd en een andere plek brengen. Het leuke van genrefilms is dat je heel uitgesproken kunt zijn. Je mag veel meer over de top gaan; je komt ermee weg omdat het een western is.”
In eerste instantie had de groep een ander uitgangspunt: “Een avonturenfilm rondom het thema prestatiedruk in onze generatie. Maar dat bleek toch lastig voor een film van twintig minuten. Bovendien maakten we dan wéér een film over jonge mensen in een identiteitscrisis. Daar gaan zoveel andere eindexamenfilms ook al over, dus daar wilden we ons graag tegen afzetten.”
Heb je in voorbereiding op het maken van El muerto veel westerns gekeken? “Zeker! De oude Hollywood-westerns, en de spaghettiwesterns van Sergio Leone. Stiekem werd ik ook geïnspireerd door Quentin Tarantino. Hij is heel goed in suspense. Kijk naar The Hateful Eight: die hele film heeft een latente spanning. Je weet: er gaat iets mis, maar je weet niet wanneer en hoe. Hoewel wij uiteindelijk een meer plotgedreven film hebben gemaakt, was dat voor ons wel een inspiratie.”
Hoe verliepen de opnames? “Vier dagen voordat we zouden beginnen met draaien, hoorden we dat het toch niet mogelijk was om in het natuurgebied in Limburg te filmen dat we aanvankelijk geregeld hadden. Toen was het vanuit de Filmacademie even de vraag of de film wel door zou gaan. Opgeven zou grote problemen hebben opgeleverd, want dan moest iedereen op een later moment of zelfs volgend jaar pas afstuderen. Dus we hebben alles op alles gezet om het alsnog voor elkaar te krijgen. De productie heeft keihard gewerkt en uiteindelijk locaties geregeld op privéterreinen.
“We hadden negen draaidagen. Door de stress van het regelen van een nieuwe locatie waren we niet heel goed voorbereid. Daardoor voelde het filmen een beetje aan als een 48-hour film project [waarbij makers binnen 48 uur een korte film maken; DS]. We waren tot diep in de nacht aan het doorwerken. Maar daardoor was het ook een enorme uitdaging, en dan kom je erachter dat je veel meer kunt dan je denkt. Ik ben heel trots op het team, dat iedereen zijn hoofd zo koel heeft gehouden en dat we het met weinig slaap toch allemaal geflikt hebben.”
Je bent de dochter van filmmaker Ate de Jong. Heeft hij je nog goede tips gegeven? “Grappig, ik word tegenwoordig meer vergeleken met mijn zus [Mea Dols de Jong, ook filmmaker; DS]. Ik vind het leuk om het met mijn vader over film te hebben. Maar voor deze film heb ik hem niet om adviezen gevraagd. Ik wil het nu graag zelf doen. Het is tijd voor de nieuwe generatie.”
Dit interview kwam tot stand in het kader van Filmkrant Lab 2019, een workshoptraject voor jonge filmcritici.