Hou Hsiao-hsien over The Assassin
Wachten op de wind

Een martial-artsfilm over een huurmoordenaar die in het China van de negende eeuw de opdracht krijgt de enige zielsverwant te doden die ze ooit gekend heeft. Hou Hsiao-hsiens The Assassin is een uniek en oogstrelend spel van beweging en licht.
Door Ronald Rovers
Zoals de meeste huurmoordenaars in de filmgeschiedenis — van Le samurai tot Léon, le professional en Anton Chirgurh in No Country for Old Men — zegt Nie Yinniang bijna niets. Zestien zinnen, om precies te zijn. De meeste gaan op aan een oude wijsheid die ze iemand vertelt, over een blauw vogeltje dat ooit naar het koninklijk paleis werd gebracht. Drie jaar lang maakt het geen enkel geluid. Op een dag zegt iemand dat het misschien helpt als het vogeltje niet zo alleen is. Daarop laat de koning een spiegel voor de kooi zetten, zodat het beestje denkt dat het gezelschap heeft. Waarop het begint te zingen en te dansen. Zo blij is het, dat het de hele nacht doorgaat. Het danst en zingt tot de volgende ochtend. Dan valt het dood neer.
Zesde zintuig
Volgens Hou Hsiao-hsien is dit een wijsheid met een diepe betekenis, ouder nog dan het verhaal uit de Tang-dynastie (618 tot 907) waar The Assassin op gebaseerd is. Maar wat die wijsheid is wil Hou niet zeggen op de zonnige dag in Cannes dat we hem met een groepje journalisten spreken, ook al is het duidelijk een parabel over eenzaamheid en zielsverwantschap. Maar aan symboliek en verklaringen doet de vader van de Nieuwe Taiwanese Cinema niet vaak. Sterker nog. In het gesprek met Hou valt steeds weer op hoe heerlijk banaal zijn motivatie is om dingen zus of zo aan te pakken.
Waarom zegt Nie Yinniang zo weinig? "Omdat ze het verkeerde accent had. Niet negende-eeuws genoeg." Waarom moest de film nu gemaakt worden, terwijl hij al sinds zijn studententijd met het idee rondliep? "Omdat actrice Shu Qi anders te oud werd." (Shu Qi is een soort muze voor Hou, hij schreef de film met haar in gedachten.) En vooral: hoe kwamen die ongelofelijk mooie beelden tot stand? (Wie deze film niet op een groot scherm gaat zien, doet zichzelf serieus tekort.) Hou houdt het op een zesde zintuig, dat hij deelt met cameraman Mark Lee Ping-bin.
Bovenmenselijk
The Assassin is een martial-artsfilm zonder gelijke. Van een maker waarvan niemand het verwachtte. Hou Hsiao-hsien (1947) brak wereldwijd door met een strikt formalistische stijl van statische camera, diepe focus en lange takes en was een van de pioniers van wat wel Aziatisch minimalisme of contemplatieve cinema wordt genoemd. Op het eerste gezicht een aardige stap verwijderd van de wuxiafilms waarin personages zelden tijd hebben voor contemplatie omdat ze druk zijn met bovenmenselijke acrobatiek en mythische zwaardgevechten. Maar die afstand wordt kleiner als je weet dat wuxiafilms, anders dan de meer eigentijdse kungfu-films, vaak gebaseerd zijn op verhalen uit een meer dan duizend jaar oude literaire traditie. En vooral als je weet dat Hou de film zo realistisch mogelijk wilde maken. Want realisme en Chinese geschiedenis vormen min of meer het dna van deze maker.
Geduld
Realisme. Daar kwam Hou in het gesprek steeds op terug. Wat bedoelt hij daar precies mee, vragen we, want als je niet beter weet, zou je door de schitterende vergezichten, de kleurenrijkdom en de zeldzaam nauwkeurige composities zomaar kunnen denken dat het niet realistisch is. "Het is mijn realisme", zegt Hou na wat gedraai. "Als een scène goed voelde, na alles wat ik weet over de acteurs en de personages, en na alles wat ik over die periode gelezen heb, dan ging die door. Dat betekende soms dagen wachten op de wind, die het linnen en zijde dat de personages dragen precies goed moest laten bewegen. De choreograaf die alle gevechten nauwkeurig had ontworpen heb ik weer van voor af aan laten beginnen omdat de gevechten op de een of andere manier niet bij de personages pasten. Gerepeteerd hebben we niet, behalve voor één dansscène. De gevechten moesten spontaan zijn. Geduld hebben hoort erbij." Hij had tenslotte ook al een paar decennia gewacht om de film te kunnen maken. Wat hem tijdens de opnamen vooral stoorde was het geluid van voorbijrazend verkeer. De ruis uit die andere realiteit.
Vrouwelijke huurmoordenaar
Maar die realiteit was hem ook wel eens terwille. Een scène laat in de film waarin Nie Yinniang in een gesprek de confrontatie met haar mentor aangaat, werd aan de rand van een afgrond gefilmd. De wolken naast hen in de diepte zijn bijna te mooi om waar te zijn, maar ze waren er gewoon die dag, vertelt Hou. Geen computer aan te pas gekomen.
Realisme betekende vooral ook een gedegen voorbereiding. Hij herlas zijn boeken over de Tang-dynastie en overlegde veelvuldig met de drie scenaristen, vooral over de details van het dagelijks leven. De drum op de soundtrack die elke ochtend en avond vanuit het paleis over de stad schalde, de inrichting van kamers in het paleis of het aangezicht van een boerderijtje in het landschap. Dat het verhaal om een vrouwelijke huurmoordenaar draait, is ook geen fantasie, zegt Hou. Die bepalende rol van vrouwen in die periode was juist een belangrijke reden om de film te maken. Sinds het lezen van het oorspronkelijke verhaal, dat volgens hem in een soort elementaire poëzie was geschreven, is hij af en aan eigenlijk altijd over Nie Yinniang blijven nadenken. Ze was trouwens niet de enige. Vrouwen werden in die periode vaker als huurmoordenaar getraind.
Andere taal
Hij wil toch nog iets over de taal kwijt. "Dat het personage Nie Yinniang zo weinig zegt, was niet alleen een kwestie van het verkeerde accent. De taal die mensen toen spraken was ruwer, meer elementair. Mensen spraken minder woorden, hadden minder nauwkeurige woorden. Niet alleen voor de wereld om hen heen, vooral ook voor hun emoties. Die emoties moesten in de film dus zonder woorden duidelijk worden, uit lichaamshoudingen en bewegingen." Voor westerlingen, of laten we zeggen voor mensen uit de 21ste eeuw, levend in een wereld waarin elk detail benoemd wordt en steeds minder aan de verbeelding wordt overgelaten, is daardoor niet altijd direct duidelijk hoe de verhoudingen in The Assassin liggen. Maar dat geeft niet, het is een uitstekende film om nog een keer te zien.
Mobiele telefoon
Wat is de staat van de Taiwanese cinema, wil een collega nog snel voor het eindsignaal weten. Bijna al het geld gaat naar commerciële films, zegt Hou, die ook eigenaar is van drie Taiwanese arthousebioscopen. "Heel anders dan hoe het was. Jonge generaties willen snel gemonteerde, lineair vertelde verhalen zien, weet hij. Verliezen anders de aandacht." Het klinkt als een zucht. Zelf weet hij niet eens hoe je een mobiele telefoon gebruikt om te filmen. Hij weet ook niet of film kijken op zo’n schermpje wel kunst is. Het tijdperk waar hij uit voortkwam, zegt Hou letterlijk, is voorbij. Misschien. Het is maar hoe je het bekijkt. De Tang-dynastie is ook voorbij, maar werd in de 1300 jaar sinds haar verdwijnen nooit zo mooi tot leven gebracht.