Guido van Driel over De wederopstanding van een klootzak
'De mooie beelden liggen voor het oprapen'

Guido van Driel. Foto: Lennert Hillige
Guido van Driel is de eerste Nederlandse striptekenaar die van zijn eigen strip een speelfilm heeft gemaakt: de IFFR-openingsfilm De wederopstanding van een klootzak. Hij vormde zijn eigen graphic novel Om mekaar in Dokkum om tot een zintuiglijke film over een herboren crimineel langs de Friese waddendijk en een asielzoeker die de boomtoppen verkent. Van Driel weet daarbij wel raad met zoiets alledaags als een stofzuiger of een keukenhandschoen. “Hoe de wereld zich aan ons voordoet is al heel raadselachtig.”
Waar een telefoontje uit Dongeradeel wel niet allemaal toe kan leiden. Guido van Driel: “Mijn strip Om mekaar in Dokkum is ontstaan vanuit een kunstopdracht voor de Friese gemeente Dongeradeel, die wilde herdenken dat 1250 jaar geleden de schedel van Bonifatius werd ingeslagen op de plek waar Dokkum is ontstaan. Het was een gelukkige samenloop van omstandigheden. Ik was op dat moment al bezig met het ontwikkelen van een strip over crimineel Ronnie die een bijna-doodervaring had gehad. Ik wilde dat graag combineren met het relaas van een asielzoeker. Toen wist ik nog niet dat het asielzoekerscentrum in Dokkum in de publiciteit stond; jongeren uit omgeving gooiden stenen en kluiten naar het AZC. Dat incident zit wel in het stripboek maar hebben we uiteindelijk niet gehandhaafd in het filmscript.”
Ook de volgorde van het verhaal in strip en film verschilt behoorlijk. Maar er zijn genoeg overeenkomsten. Bij strips moet je vaak zelf het zwarte kader, de overgangen tussen de plaatjes invullen, en ook de filmversie tekent niet alles uit, maar laat veel aan de verbeelding over. “In films heb je inderdaad ook zo’n zwart kadertje dat je zelf moet invullen. Het meeste moet in het hoofd van de kijker gebeuren. Ik hou er ook van om een film af en toe te versnellen en te vertragen, net zoals Ronnie van een stressvol bestaan naar een vertraagd leven terugschakelt. Over vertraging gesproken: een vriend van mij, tekenaar Peter Pontiac (die in de film de bedlamp met de boom heeft getekend, MG), stuurde mij laatst een filmpje van een bord dat minuten achtereen op de rand van een gootsteen wiebelt; als ik dat eerder had gezien dat had ik dat zeker in de film willen gebruiken. Zo’n magisch en tegelijkertijd alledaags beeld, daar hou ik van.”
Boom, boom, boom
“Zo zag ik laatst ook de film Hersenschimmen (1988) waarin Joop Admiraal naar een boom staat te kijken, dat is precies hetzelfde als wat Ronnie in mijn strip doet: hij herhaalt dan de hele tijd de naam van de boom: ‘boom, boom, boom, boom’. Die scène heb ik helaas niet kunnen draaien, maar toen zag ik dus dat Heddy Honigmann dat al had gedaan.”
Hoe verzamelt hij al beelden in zijn hoofd? “Ik heb een hele bak vol kaartjes met beelden, anekdotes, fragmenten en allerlei ideetjes, af en toe kijk ik in de bak, en blijk ik een idee van twintig jaar geleden nog prima te kunnen gebruiken. Er schijnt een lijn te zitten in de dingen die ik in mijn bak bewaar. Ik blijk een voorliefde te hebben voor bromance-verhalen en mensen die elkaar malle anekdotes vertellen, en ik heb de neiging om via een vogelperspectief afstand te nemen van een scène. Wat ook vaak terugkeert is het shot op de rug van de personages. Ik hou van de veelzeggende geslotenheid van een rug en achterhoofd. Ook introduceer ik vaak twee mannen waarvan de een extravert en zelfverzekerd is en de ander introvert en beschouwender — ik kan me in allebei wel herkennen. Het schrijven van een scenario is als schaken tegen jezelf, je wisselt steeds van plek en positie. Het is leuk om jezelf te observeren als je een beetje een raadsel bent voor jezelf.”
Is hij op zo’n moment zonder pantser, zoals Ronnie, die zich in zijn nieuwe gedaante voelt als een ‘gepelde garnaal’? “Dat is een uitdrukking die ik Peter Pontiac heb horen bezigen, toen hij net junk-af was, hij voelde hij zich toen als een gepelde garnaal, zo kwetsbaar, dat heb ik altijd onthouden. Ik hou heel erg van dat soort uitspraken, die schrijf ik op om later te gebruiken. Of neem die uitspraak van Ronnie over zijn bijna-doodervaring: hij zegt dat het voelde alsof hij door een natte, zanderige sok moest kruipen, dat lijkt me zoiets onaangenaams.”
Ook weet Van Driel wel raad met zoiets alledaags als een stofzuiger of een keukenhandschoen, die hij in zijn werk een onverwachte nieuwe functie geeft. Het toepasselijke motto van zijn stripboek is dan ook van Oscar Wilde: ‘The true mystery of the world is the visible, not the invisible.’ Van Driel: “Hoe de wereld zich aan ons voordoet is al heel raadselachtig. De mooie beelden liggen voor het oprapen, je moet alleen wel opletten. Een paranormale wereld vol met geesten vind ik niet zo interessant. Deze wereld is al fantastisch. Ik heb de kinderlijke verwondering nooit verloren. Mensen zeggen wel eens dat ze een soort verbeelding in de Nederlandse films missen, ik heb nu een poging gewaagd om iets te maken wat blijkbaar gemist wordt.”
Berenklauw
Van Driels film zit vol contrasten: hij schakelt van een claustrofobische kamer in Amsterdam via de boomloze Friese waddendijken waar Ronnie een ander mens wordt, naar asielzoeker Eduardo die afwisselend aardig en opvliegend is. “Het idee was om Ronnie’s claustrofobische wereld wat flets in kleurstelling te maken, en dat de wereld dan na zijn bijna-doodervaring helemaal voor hem openbreekt. Een mooi beeld dat samenvat wie de nieuwe Ronnie is, is Co Westeriks schilderij Snijden aan gras, je ziet daarop een mooi detail van een vinger die zich snijdt aan gras en tegelijkertijd zie je de horizon en de lucht, heel Hollands. Het is een vervreemdend beeld, maar het roept ook een gevoel van intimiteit op, dat je je geborgen voelt in het leven.”
Ook Van Driels film is vervreemdend en aards tegelijk, vol boomtoppen, berenklauwen en lege landschappen. “Ik wil graag het bijzondere laten zien van banale of alledaagse dingen, en het zintuiglijke ervan benadrukken. Ik heb wel even getwijfeld of er wel genoeg zintuiglijks in de film zit, omdat we twee draaidagen minder hadden vanwege het slechte weer. Over aards gesproken.”
Voor een historicus met een fascinatie voor bomen, is het een mooi toeval dat Bonifatius ooit al die heilige bomen liet kappen, een historisch feit dat Van Driel schijnbaar achteloos door zijn film verweeft. “Ik heb wat met bomen. Ik vind het vreselijk als er bomen worden gekapt, of te bot worden weggesnoeid. Een boom is een krachtig beeld, Asielzoeker Eduardo zoekt veiligheid in die boom, hij komt dichter bij zijn vader.”
Oogappeltje
Van Driel schakelde voor zijn film enkele bevriende tekenaars in, onder wie Eric Schreurs als een van de handlangers van Ronnie, die een lugubere tekening maakt met een ‘oogappeltje’. “Eric kan ook echt acteren en heeft de goede looks.” De film is bezaaid met mannen met baarden zoals die van Schreurs. “Blijkbaar heb ik daar ook wat mee. Ook Jeroen Willems had een plaksnor. Het was erg leuk om met hem te werken. Zijn scène als gangster James Joyce namen we al op de tweede draaidag op, iedereen keek naar hem en dacht, dit is wel heel bijzonder, alles klopt eraan, de mise-en-scène, zijn malle verhaal over die vogel op een stokje.”
Het is niet eerder voorgekomen dat een Nederlandse striptekenaar van zijn eigen strip een speelfilm maakt. Was het maken van het storyboard dan ook een fluitje van een cent? “Ah, dat storyboard, daar heb ik veel te veel tijd en energie in gestoken, het werd wel twee keer zo dik als het stripboek. Uiteindelijk is er op de set nog heel veel op het laatste moment veranderd en hadden cameraman Lennert Hillege en ik genoeg aan paar pijltjes op papier om de scène voor ons te zien. Een strip kun je zien als ‘a poor man’s movie’, maar een strip kan ook iets verbeelden wat geen enkel ander medium kan.”
Mariska Graveland
De wederopstanding van een klootzak is te zien op het IFFR en vanaf 21 februari in de filmtheaters.
De graphic novel Om mekaar in Dokkum, getekend met acrylverf op zwart papier, is uitgegeven door uitgeverij Oog & Blik.
De keramieken tegels met 27 prenten uit Guido van Driels strip zijn te zien op de buitengevel van het gemeentehuis in Dokkum.