Guido Coppis over Bijt
'Ik ben oprecht bang voor de dingen die ik schrijf'
Met de dystopische romance Bijt maakt Guido Coppis een stilistisch gedurfd speelfilmdebuut. “Ik ben films gaan maken, omdat ik daarin verhalen kan vertellen waarvoor ik geen andere manier weet.”
Badend in een koperen gloed is Bijt een film waarin het daglicht nooit echt lijkt door te dringen. In zijn speelfilmdebuut roept de vijfentwintig jaar jonge Guido Coppis een desolate wereld op die de mens nauwelijks nog een schuilplaats biedt.
Mark (Reinout Scholten van Aschat) verzorgt in de steek gelaten dieren in het asiel, wordt uitgebuit door zijn baas en deinst er op zijn beurt niet voor terug een verslaafde vriend te misbruiken. Het enige menselijke contact waarin liefde voelbaar is, is dat met zijn opa (de laatste rol van acteergrootheid Johan Leysen), die lijkt te behoren tot de laatste generatie die nog geloof in de mensheid koestert – een generatie die op het punt staat te verdwijnen. Aan zijn grootvaders sterfbed ontmoet Mark Lisa (Frieda Barnhard), die hem met haar zachte stem en ongrijpbare karakter in haar web lokt.
Een dag na de wereldpremière op het IFFR ontmoeten we Coppis in de lobby van zijn hotel. “Heel bijzonder”, zegt hij over de uitverkochte première. “Het is toch een beetje de geboorte van je kind. Het voelt als een mooi startpunt. Ik heb veel korte films gemaakt en dan is het bij de première eigenlijk wel ongeveer klaar; je film gaat misschien nog naar een paar andere festivals, maar het blijft klein. Nu gaat het vanaf hier nog verder. Dat is tof.”
Waarom vond je dat het tijd werd voor een speelfilm en wat was daarbij de grootste stap die je moest maken? “Ik heb altijd het gevoel gehad dat wat ik wil maken zich eigenlijk niet zo goed leent voor het format van een korte film. Dat ik, om te laten zien wie ik ben als maker, de ruimte van een speelfilm nodig had. Dat had wel wat voeten in de aarde, want ik heb niet het standaard pad gevolgd – ik heb nooit Filmacademie of een andere kunstacademie gedaan – en dat maakte het een stuk ingewikkelder. Het Filmfonds is nu wel wat opener geworden, maar toen ik vier, vijf jaar geleden met deze film begon mocht je je niet aanmelden als je geen hbo-opleiding had gedaan.
“Daar komt bij dat dit geen conventionele film is en ik geen interesse had om me te conformeren. Ik wilde gewoon maken wat ik wilde maken. Gelukkig vond ik een paar mensen die erin geloofden, maar het is een heel proces geweest; om er voor mijzelf achter te komen wat ik precies wilde vertellen en hoe ik het wilde vertellen, en om daar de juiste mensen bij te betrekken.”
De toon van je korte films was al vrij donker en het is als of je die toon in Bijt richting het abstracte hebt getrokken. De film leunt sterk op sfeer. “Ik wilde heel graag een filmwereld creëren die zelf een personage wordt. Het is in veel opzichten een a-psychologische vertelling: de film vertelt weinig over wie de personages zijn, waar ze vandaan komen en wat hun beweegredenen zijn. Het presenteert acties en laat de rest weg. Daarom vond ik het belangrijk om een sfeer te creëren die je meeneemt in het gevoel van de wereld waarin die mensen leven. Niet dat daarin een reden zit waarom ze doen wat ze doen, maar wel dat je daardoor meegaat in de ervaring van de personages en niet in hun psyche.”
Kun je iets vertellen over het vormgeven van die wereld en de locaties die je daarvoor hebt gebruikt? “Wat ik voor ogen had was een dystopische versie van wat onze wereld zou kunnen zijn, maar waar alles net een beetje off is. Een wereld die gebouwd is op vergane glorie. Om tussen die verschillende locaties samenhang te creëren, heb ik me gericht op twee bouwstijlen: de ene modern, brutalistisch, en de andere meer klassiek, jaren dertig. Veel locaties vonden we in Limburg, maar in Duitsland konden we filmen in een oude kolenmijn en een verlaten mijndorp dat ernaast lag.”
Naast die locaties is het monochrome oranje palet sterk sfeerbepalend. “Toen ik aan het schrijven was, kon ik me de film eigenlijk niet in kleur inbeelden. Wat voor kleur heeft een film die zich afspeelt in zo’n kleurloze wereld? Maar ik was bang dat zwart-wit te tijdsgebonden of te pretentieus zou voelen. Op een bepaald moment was ik samen met DoP Aziz Al-Dilaimi aan het kijken naar locatiefoto’s en hij legde daar telkens verschillende digitale filters overheen. Er zat een foto bij die tegen de zon in gefotografeerd was, waardoor hij heel contrastrijk was. Toen we met een aantal sepiafilters aan het experimenteren waren pakte die foto ineens heel donker, koperachtig uit. Toen ik dat zag, wist ik meteen: dat is het. Dit is de bril waardoor je de film moet zien.”
Door die oranje gloed is het, ook in scènes die bij daglicht zijn geschoten, alsof de zon nooit doordringt in deze wereld. “Dat klopt, het hele onderscheid tussen dag en nacht verdwijnt bijna.”
Zelfs het spel van de acteurs lijkt op de een of andere manier gedempt: als ze al op elkaar reageren, dan steevast met vertraging. “Ik wilde de film van tevoren met de acteurs helemaal uitrepeteren, zodat we dat niet in de chaos van de filmset nog moesten gaan uitvogelen. En omdat ik zulke goede acteurs had, wilde ik ook de tijd nemen om naar hen te luisteren, te horen hoe zij dit wilden gaan spelen. We hebben het lang gehad over de vraag hoe deze personages, voor wie sociaal contact iets is wat ze eigenlijk niet lijken te kennen, met elkaar omgaan. En het leuke is, dat ik nooit een instructie heb gegeven om heel langzaam te acteren. Of, zoals in de films van Yorgos Lanthimos, heel droog en kunstmatig. De dialogen zijn natuurlijk heel bondig, bijna staccato geschreven. Dat ze het zo speelden gebeurde eigenlijk intuïtief; het was er vanaf het begin, niet alleen in de repetities met Reinout en Frieda, maar ook met de andere acteurs. Dus ik denk dat het script dat op de een of andere manier oproept.”
Je zei eerder dat je met deze film wil laten zien wie je bent als maker. Dan kunnen we wel stellen dat je een maker van donkere films bent. Waar komt dat donkere vandaan? “Ja, dat is een vraag die nu in interviews en Q&A’s de hele tijd langskomt natuurlijk. Ik heb voor mezelf heel lang geprobeerd dat te achterhalen, want ik ben van mezelf helemaal niet zo’n duister persoon – denk ik. Ik weet gewoon echt niet waar het vandaan komt en ik schrik daar zelf ook soms van. Zoals zaterdag, toen ik na best een lange tijd de film weer zag. Dan denk ik: Jezus, wat is sommige shit toch heftig.
“Maar ik ben films gaan maken, omdat ik daarin verhalen kan vertellen waarvoor ik geen andere manier weet om ze te vertellen. Ik werk heel intuïtief en ik vind het ergens ook wel fijn dat ik het niet weet. Dat de woorden die ik op papier zet, gewoon komen, en dat ik daar zelf ook wel een beetje van schrik. Want de dingen die ik schrijf, zijn wel dingen waar ik oprecht heel bang voor ben. Toen ik met sound designer Mattijn Willems werkte aan het geluidsontwerp bijvoorbeeld, merkte ik dat ik heel goed kon voelen wat het gevoel was waar ik naar zocht, maar dat ik niet wist hoe ik dat zou moeten beschrijven op een andere manier dan in geluid.”
Dat geluid is vaak drukkend, industrieel. “Ik wilde dat het sound design zo vervreemdend mogelijk was; een van de dingen was bijvoorbeeld dat er geen enkel herkenbaar natuurgeluid in moest zitten. Met Mattijn sprak ik af dat we niet zouden nadenken over wat logisch was, maar over wat logisch was voor onze filmwereld. Het heeft vier maanden gekost om het goed te krijgen, maar als ik nu de film zonder beeld afspeel, hoor je toch die wereld.”
Denk je dat jij als autodidact ook op een andere manier in het filmmaken staat en misschien juist daardoor iets toevoegt? “Ik denk in de eerste plaats dat welk pad je ook volgt een goed pad is. Maar als ik voor mijzelf spreek: ik heb nooit geleerd hoe ik films moest maken. Ik heb alles wat ik doe zelf aangeleerd, ook dingen die misschien gek zijn; ik heb echt een eigen manier van maken. Daardoor heb ik het gevoel dat ik niet steeds terugval op wat me is geleerd; ik val terug op wat ik denk dat goed is. Bij het maken van deze film heeft dat me veel geholpen. Het is heel bevrijdend om niet te hoeven denken dat je het ‘goed’ of ‘fout’ kunt doen. Wat je zelf doet, is wat in ieder geval goed is voor jou. Of dat voor een kijker ook goed is weet ik niet, maar dat is wel waar ik in geloof.”