Dubbelinterview: Luuk Bouwman (Allen tegen allen) en Shamira Raphaëla (Ons moederland)

‘Je kunt fascisten niet zomaar cancellen’

Portret André Bakker

Op het NFF zijn twee documentaires over Nederlands fascisme te zien: Allen tegen allen van Luuk Bouwman en Ons moederland van Shamira Raphaëla. Verschillend in aanpak, maar met eenzelfde doel: laten zien hoe modern fascisme in Nederland eruitziet.

Ze hadden inderdaad over elkaars films gehoord. Zelfs al even telefonisch over het onderwerp gesproken. Maar dit is de eerste keer dat Luuk Bouwman en Shamira Raphaëla samenzitten. Reden voor de ontmoeting: allebei maakten ze een documentaire die inzoomt op Nederlands extreemrechts gedachtegoed. Bouwmans Allen tegen allen is een secuur gedocumenteerd verslag van de verschillende fascistische bewegingen die in Nederland in de jaren twintig en dertig opkwamen. Ons moederland van Raphaëla portretteert Constant Kusters, oprichter van de extreemrechtse Nederlandse Volks-Unie (NVU).

Het zijn twee heel verschillende films, maar gezamenlijk kijken ze als een filmessay naar hoe de Nederlandse maatschappij een voedingsbodem biedt voor uitsluiting, ongelijkheid en vreemdelingenhaat — niet alleen in de jaren dertig maar nog steeds. Want de conclusies van de beide makers zijn akelig hetzelfde: de politieke verschuivingen die nu plaatsvinden, kunnen we alleen begrijpen als we historisch gegroeide onderbuikgevoelens erkennen en het fascisme in de ogen durven kijken.

Oprukkend rechts
Voor beide makers is dit onderwerp een logisch vervolg op hun eerdere films. Bouwman onderzocht eerder al het politieke landschap. In Het nieuwe westen (2006) volgde hij voor de VPRO zijn schoonvader bij het oprichten van de LPF-afdeling in Oss (Bouwman: “Nota bene een SP-bolwerk”) en in 2012 maakte hij Donker Oss over het criminele verleden van de stad, waarin ook een breed gevoeld wantrouwen tegen autoriteiten ter sprake kwam. Raphaëla’s eerdere werk draaide vaak om confrontaties met een weggestopt verleden: ze portretteerde haar verslaafde vader in debuutfilm Deal with It (2014) en volgde in De waarheid over mijn vader (2019) de zoektocht van schrijver Clarice Gargard naar de banden die haar vader met de Liberiaanse oorlogscrimineel Charles Taylor onderhield.

Beide makers waren dan ook al een tijdje bezig met de verschuivingen in het Nederlandse politieke landschap: hoe de gevestigde orde steeds meer extreemrechtse standpunten omarmt; hoe het taalgebruik onder invloed van eerst Pim Fortuyn en later Geert Wilders en Thierry Baudet steeds openlijker racistisch en xenofoob werd.

“Ik las al jaren veel over de opkomst van het fascisme in de jaren twintig en dertig in Nederland”, vertelt Bouwman. “We kijken dan al snel naar Duitsland, maar ook hier waren fascistische organisaties. De NSB kennen we, maar ik stuitte op een heel spectrum van organisaties: Zwart front; het Verbond van Actualisten, De Vereeniging De Bezem. Partijen die werden gerund door mannen die zich keerden tegen wat in hun ogen de neergang van Nederland was en zichzelf als Rijksleider zagen. Ik wilde weten wat dat voor mensen waren.”

Geschiedenis
Bouwmans onderzoek begon in relatieve rust, maar de politieke situatie haalde hem in. “Wanneer ik het project besprak, leek het eerst vooral een historisch onderzoek. Maar dat veranderde: de samenleving raakte steeds verder gepolariseerd en mijn onderzoek naar die radicalisering aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog werd ook steeds pregnanter. Je kunt parallellen zien: geluiden die niet gehoord worden, groepen die in hokjes worden gestopt. Als ik naar Shamira’s film kijk, valt me meteen het taalgebruik van de NVU op — ze tappen uit hetzelfde retorische vaatje als eerdere fascistische bewegingen. We worden bedreigd door ‘de ander’ en Nederland moet weer worden ‘schoongeveegd’ — dat soort beelden werden toen ook opgeroepen.”

Een soortgelijk besef was ook voor Raphaëla reden om de camera op te pakken. “Voor mij begon Ons moederland toen de discussie over Zwarte Piet steeds heftigere vormen aannam. Die ophef leek mensen ineens een vrijbrief te geven om openlijk racistisch te zijn. Ik ben een Nederlander, maar geboren op Aruba. In die jaren voelde ik me steeds meer een buitenstaander, er groeide angst voor de Nederlandse maatschappij. Om dat gevoel te lijf te gaan, besloot ik de grootste racist die ik kon vinden te documenteren. Dat was Kusters — een soort monsterlijk uitvergrote PVV-stemmer die walgt van de multiculturele samenleving. Kan ik mijn grootste vijand humaniseren? Dat is het uitgangspunt van de film.”

Vijftig tapes
De documentaires proberen elk op hun eigen manier de geschiedenis te actualiseren. In Allen tegen allen bouwt Bouwman een ingenieus web van in elkaar grijpende ideeën en partijen. Hij maakt inzichtelijk dat lijn tussen het weglachen van zulke bewegingen en een politiek momentum waarop hun gedachtegoed plotsklaps vleugels krijgt maar heel dun is.

Ons moederland observeert het dagelijks leven van Kusters: we zien de extreemrechtse leider als een liefdevolle vader die een zomerbingo organiseert en zijn vijf kinderen ’s ochtends naar school brengt. Een gewone man, die ondertussen vol haat en verwijten zit. Hoe dat kan, wordt duidelijk door de archiefbeelden waarmee Raphaëla haar portret context geeft: die gaan over slavernij en de behandeling van arbeidsmigranten en geven blijk van een moeizame — zelfs gewelddadige — omgang met ‘de ander’.

Hoe je archiefmateriaal inzet was ook voor Bouwman een eyeopener. “Belangrijk voor mijn film was een interviewserie met oud-fascisten die in de jaren zeventig door een archivaris van het Noord-Brabants archief is geïnitieerd. Hij maakte vijftig tapes aan opnamen, waarop mannen aan het woord kwamen die nog altijd volledig achter hun vroegere standpunten stonden. Wat mij opviel was de manier waarop ze spraken. Dit waren niet de knullige types uit de Polygoon-journaals, met vreemde oubollige stemmetjes. Dit waren rustige, eigentijdse gesprekken. Dit zijn mensen van nu.”

Moreel kompas
Fascisme in beeld brengen is een precaire bezigheid. Want waar ligt de grens tussen observeren en een podium bieden? “Mensen vonden Ons moederland gevaarlijk”, zegt Raphaëla, wier film eerder dit jaar al op televisie werd uitgezonden. “Omdat ik een neonazi aan het woord laat en hem als mens laat zien. Dat zou sympathie voor hem kweken. Maar daar ging het mij niet om: ik wilde juist laten zien dat dit ‘extreemrechtse monster’ geen obscure man is ergens op een zolderkamer, maar een huisvader die in de ouderraad op de school van zijn kinderen zit, midden in de samenleving staat, de banaliteit van ‘het kwaad’. Moeten we zo’n man censureren? Je kunt in ieder geval niet doen alsof hij niet bestaat.”

Toch is het onvermijdelijk dat je jezelf als maker censureert, denkt Bouwman. “Je volgt je morele kompas en probeert grenzen te bewaken. Ik stuitte bijvoorbeeld op antisemitische teksten die gewoon te naar en smerig waren om te delen. Dat vond ik een lastige grens: je wilt namelijk wel laten zien hoe radicaal en giftig het was. Veel archiefmateriaal over het Nederlands fascisme is pas recentelijk beschikbaar gemaakt om te worden onderzocht. Misschien dat dat deels ook de timing van onze documentaires verklaart: er ontwikkelen zich telkens nieuwe perspectieven.”

Donald Duck
Toen ze Allen tegen allen keek, bekroop Raphaëla de vraag waarom er niet al dertig films over dit onderwerp waren gemaakt. “Dat toont toch een Nederlandse neiging om die dingen weg te stoppen. Ons fascistisch verleden? Dat was er niet! Ik wilde in Ons moederland allerlei fragmenten monteren uit main-stream televisieprogramma’s van de afgelopen jaren. Een poppenshow voor kinderen bijvoorbeeld, waarin de pop waarvan de stem door Ali B wordt ingesproken degene is die lui en werkloos is. Daar stak de NPO een stokje voor. Dat vind ik jammer, want het zit echte reflectie op hoe we met de ander en onszelf omgaan in de weg.”

Bouwman herkende in zijn research wat hij een Donald Duck-effect noemt in hoe er over fascisme wordt gesproken. “Je ziet het nu weer bij Trump en zijn aanhang en hoe die worden weggezet. Er ís ook iets knulligs aan de manier waarop ze zich uiten. Het heeft iets lachwekkends. Maar zo keek men er begin jaren dertig ook naar. De NSB met hun gekke uniformen en Mussert, die mini-Mussolini, die kan je niet serieus nemen — dat was een beetje de tendens.”

Daarin schuilt juist het gevaar, reageert Raphaëla. “Want ze bestaan: Constant Kusters en de NVU zijn echt, je kunt ze niet zomaar cancellen. Je moet daar eerlijk over zijn, want anders blijft het onderhuids borrelen en gaat het fout — dat toont ook jouw film, Luuk. Wanneer we als maatschappij niet eerlijk en realistisch naar onszelf kunnen kijken, barst de bom. Ik heb het idee dat je als filmmaker daarom juist de confrontatie aan moet gaan. Ik vind het veelzeggend dat zowel iemand als Kusters als mijn eigen criminele familie uit de Antillen het gevoel hebben dat ze er niet bij horen. Inclusiviteit in Nederland, dat is óók een neonazi in een volkswijk in Arnhem. Dat is voor mij het beginpunt. Want zodra het fascisme macht en invloed heeft, is het niet meer komisch. Dan blijken ze echt uit te voeren wat ze hebben gezegd.”


Allen tegen allen is te zien op NFF en vanaf 1 oktober in de bioscoop. Ons moederland is te zien op NFF en online terug te kijken via NPO 2Doc.