Andrew Haigh over Weekend
'Juist de spontane momenten maken dat je voor iemand valt'
Vier dagen lang draaien Russell en Glen om elkaar heen in Weekend: na de one night stand komt de morning after en vervolgens blijven ze aan de praat, over hoe het is om jezelf te zijn. Regisseur Andrew Haigh: "Dat is universeel: iedereen denkt er over na wie hij is en hoe hij door de buitenwereld wil worden gezien."
Een dilemma: wie Weekend gezien heeft, weet dat de film niet gaat over homoseksualiteit. En toch is het onmogelijk om over de film, waarin de extraverte Glen en de ingetogen Russell na een one night stand een weekend lang om elkaar heen draaien, te spreken zonder het onderwerp aan te snijden. "Ik begrijp de neiging om de film te classificeren als ‘gay cinema’," zegt regisseur Andrew Haigh berustend. "Het ís ook een film over twee homo’s. Het enige dat me irriteert, is dat mensen vaak zeggen hoe knap het is dat Tom Cullen als hetero een homo heeft gespeeld, vergetende dat het voor Chris als homo net zo moeilijk was om zíjn rol te spelen. Dat zijn erg ongemakkelijke gesprekken. Vooral ook omdat een punt van de film juist is dat, hoewel er fundementele verschillen zijn tussen homo’s en hetero’s, er uiteindelijk veel meer hetzelfde is. Heel vreemd dat dat nog steeds hardop gezegd moet worden."
Hoewel de vraag hoe je omgaat met je homoseksualiteit centaal staat in de gesprekken tussen Russell en Glen, is het niet het onderwerp van de film. Haigh: "Voor mij draait de film om twee mensen die proberen zichzelf te definiëren, en dat is iets universeels: iedereen denkt er over na wie hij is en hoe hij door de buitenwereld wil worden gezien. Dat gezegd hebbende, zou ik de film waarschijnlijk niet over een man en een vrouw hebben gemaakt; dat verhaal is al vaak genoeg verteld. Ik wilde juist de andere kant daarvan vertellen."
Tekenend voor Haighs bewustzijn van een breder, heteroseksueel publiek is wellicht dat hij de eerste nacht die Russell en Glen samen doorbrengen niet in beeld brengt. "Omdat de film niet draait om de seks, maar om hun reacties daarop. Er is in een serieus drama als dit maar beperkte ruimte voor expliciete seks. Niet uit een moreel oogpunt, maar simpelweg omdat het stoort bij het kijken. Het enige waar je nog aan kan denken, is: hey, een erectie!"
Nauwgezette spontaniteit
In ons gesprek tijdens het International Film Festival Rotterdam, waar de film de MovieSquad Award won, komt Haigh naar voren als een middenweg tussen zijn zeer verschillende personages: terughoudend maar uitgesproken, openlijk homoseksueel zonder er (zoals Glen in de film) expliciet een punt van te maken. "Russell en Glen zijn begonnen als twee kanten van een discussie die ik voor mezelf heb gevoerd. Hoe bepalend laat je je homoseksualiteit zijn voor je identiteit? Treed je ermee naar buiten of niet? Net als de meeste mensen ben ik ergens in het midden uitgekomen. Je kunt volgens mij nooit gelukkig zijn als je één van de twee posities met een harde lijn volgt."
De hoofdpersonages mogen dan begonnen zijn als twee zijdes van een politiek-filosofische medaille, als er iets is dat de film kenmerkt is het juist naturalisme. "Het mocht absoluut niet prekerig worden, wat een eerste versie van het scenario misschien nog wel was. Ze moesten klinken als échte mensen die échte gesprekken hebben." De spontane sfeer van de film werd door Haigh nauwgezet gecreëerd. Zorgvuldig zette hij de voorwaarden neer om op de set zo ongedwongen mogelijk te kunnen werken. De aanwezige crew werd tot een minimum beperkt, het verhaal werd chronologisch gedraaid, en Haigh koos er voor om elke scène in één handheld shot te draaien, zonder de gebruikelijke ‘coverage’ — totaalshots en close-ups die in de montage gebruikt worden om gaten te vullen. "Zo hadden de acteurs de complete vrijheid om bij iedere take iets compleet anders te doen, zonder dat ik me zorgen hoefde te maken of de actie wel aan zou sluiten in de montage. Die onvoorspelbaarheid had ik nodig bij dit onderwerp: bij een nieuwe verliefdheid zijn het juist die spontane momenten die maken dat je voor iemand valt."
Bevrijdend
Die manier van werken werd ingegeven door Haighs achtergrond als montage-assistent voor films als Gladiator (Ridley Scott, 2000) en Shanghai Nights (David Dobkin, 2003). "Films proberen over het algemeen realisme te persen uit iets dat volstrekt kunstmatig is: acteurs worden in een ruimte geplaatst, moeten hun teksten consequent herhalen, precies op hun ‘marks’ staan, en dezelfde handelingen tien keer overdoen om ze uit verschillende hoeken te kunnen filmen. Dat wordt vervolgens in de montage aan elkaar gesneden. De emotionele verschuivingen in een gesprek worden dus in de montage gecreëerd, en dat voel je. Het is veel interessanter om die emoties daadwerkelijk te zien verschuiven."
De ruimte die hij creëerde werkte bevrijdend, voor de acteurs maar ook voor Haigh zelf. "Ik maakte geen storyboards, en heb losgelaten dat het script tot op de letter gevolgd moest worden. Dat nam zo veel stress en teleurstelling weg! Bij eerdere films was ik telkens weer teleurgesteld dat dingen er niet precies zo uit kwamen te zien als ik ze gestoryboard had, en dat teksten nooit zo perfect waren als ze in mijn hoofd klonken toen ik ze schreef. Maar als je de acteurs de ruimte geeft om zich de tekst eigen te maken, en om zich vrij te bewegen, dan gaat het ademen."
Joost Broeren