Alain Gomis over zijn oeuvre

'Als alles klopt, opent de tijd zich'

Alain Gomis

Afgelopen week werden de winnaars van de Impact Awards van het Prins Claus Fonds bekend gemaakt. Een van de zes laureaten is de Frans-Senegalese regisseur Alain Gomis. Filmkrant sprak met hem over stereotyperingen, de magie van tijdsbeleving en de kunst van het weglaten.

Hij was amper 26 jaar oud toen hij, een diploma van de prestigieuze Sorbonne universiteit op zak, al drie korte films op zijn naam had staan. Niet veel later volgde zijn speelfilmdebuut L’afrance, waarmee hij een Zilveren Luipaard won tijdens het filmfestival van Lorcarno. Sindsdien is Alain Gomis uitgegroeid tot een vaste waarde binnen het internationale festivalcircuit, inclusief het IFFR waar hij in 2002 L’afrance presenteerde en zes jaar later Andalucia.

Zijn meest recente speelfilm, Félicité (2017), leverde hem de juryprijs op van de Berlinale. Ook de documentaire Rewind & Play, die hij dit jaar afrondde, beleefde zijn wereldpremière in Berlijn.

Wanneer wist u dat u filmmaker wilde worden? “Ik denk dat ik veertien of vijftien was. Vanzelfsprekend was die ambitie niet. Ik kom uit een arbeidersgezin, wij woonden in een slechte wijk van Parijs en ik wist eigenlijk niet wat het inhield om regisseur te zijn. Maar ik realiseerde me al snel dat het draaide om het vertellen van verhalen, de verhalen van de wereld om mij heen. Het fascinerende van film maken is wat het doet met je relatie ten opzichte van die wereld. Je bent er deel van maar je kijkt er ook naar, je bent binnen en buiten tegelijk.”

U bent geboren in Parijs, uw ouders komen uit Senegal en Guinée-Bissau, en u maakt films in en over West- en Noord-Afrika. Beschouwt u zichzelf als Europees of Afrikaans filmmaker? “Een van mijn eerste herinneringen op filmgebied is een vertoning van I Was Born, But (1932) van Yasujiro Ozu. Het was een schooluitje en ik moet tien of elf zijn geweest. Het verhaal gaat over twee jonge broers die zich verbazen over de onderdanige houding van hun vader ten opzichte van zijn baas. In die film ontdekte ik mezelf, via twee Japanse jongens in een film die toen al ruim een halve eeuw oud was. Dat is wat cinema is voor mij: iets delen, een bepaalde intimiteit en jezelf daardoor beter begrijpen. Dus als je vraagt wat voor filmmaker ik ben, dan is het antwoord: geen Afrikaanse of Europese maar gewoon een filmmaker.”

Ik vroeg het omdat uw films vaak expliciet vertellen over de levens van migranten. “Maar die personages zijn meer dan hun status als migrant. Het verhaal dat ze vertellen is niet per se een migrantenverhaal. Het ware onderwerp van mijn films is de rare reis die het leven is voor ons allemaal. En als filmmaker probeer ik het fantastische, ongelooflijke, pijnlijke maar ook blije te laten zien in dingen die normaal lijken.”

Wat vindt u persoonlijk uw beste film tot nu toe? “Dat is altijd mijn meest recente. Rewind & Play gaat over een optreden van de Amerikaanse jazzpianist Thelonious Monk voor de Franse tv. Monk was in 1969 naar Frankrijk gehaald door een journalist die fan was van zijn werk en hem wilde promoten. De bedoelingen waren goed maar de manier waarop hij praatte over en met Monk staat bol van de stereotyperingen. De pianist zei op zijn beurt niet veel. Als muzikant had hij geleerd niet alles te willen spelen, want soms zegt de stilte tussen de noten meer dan de noten zelf.”

Rewind & Play

Geldt dat ook voor het maken van films? “Ik denk het wel. Bij het maken van films is het altijd zoeken naar de juiste maat: wat laat je erin en wat knip je eruit. Maar soms ligt het moeilijker. Ik zag eens een documentaire op tv waarin een man vier uur lang het stervensproces van zijn grootmoeder vastlegde. Ik kon er niet naar kijken en toch keerde ik telkens weer terug, nieuwsgierig naar het moment waar naartoe werd gewerkt. Maar dat liet zich niet vastleggen. Er was een moment dat de oma nog leefde en een moment dat ze dood is. Dat moment van overgang tussen die twee toestanden is niet te vangen en zodra het toch probeert, maak je het kapot.”

Is er een moment waarop u tijdens het filmen weet: dit is het? “Meestal wel. Dan is de verhouding tussen acteurs, geluid en camera precies goed. Niet perfect maar er zit een bepaald soort breekbaarheid in. Mijn ervaring is dat zoiets eerder gebeurt als je alle pretentie laat varen, niet te intellectualistisch bezig bent. Dan kun je met de acteurs en de crew op zoek naar dat moment.”

Is dat ook de reden waarom u graag werkt met amateuracteurs? “Ik gebruik meestal een combinatie van amateurs en professionals. De amateurs helpen de beroepsacteurs in het moment, authentiek te zijn. De profs pushen de amateurs op hun beurt juist voorbij hun eigen identiteit en ervaring te gaan, dat ze agressie kunnen spelen zonder die ook echt te voelen. Als de combinatie juist is en alles klopt, opent de tijd zich en wordt een seconde een minuut, of langer.”

Vier jaar geleden heeft u in de Senegalese hoofdstad Dakar het Yennenga Center geopend, waar ieder jaar 25 studenten zich kunnen bekwamen in postproductie. Waarom heeft u die stap genomen? “Omdat postproductiefaciliteiten in West-Afrika zo goed als afwezig zijn. Dat maakt lokale filmmakers afhankelijk van buitenlandse, meestal Europese partners en hun geld. En als dat gebeurt, ga je bewust of onbewust een Afrikaanse film voor een Europees publiek maken. Studenten leren bij ons over onder meer montage, colour grading en geluidsmixage, en daarna kunnen ze werken aan echte films. Het is belangrijk dat ze kilometers maken. Ik ken geen andere manier om iets goed onder de knie te krijgen dan eindeloos oefenen. Zo heb ik het zelf ook geleerd.”

Het Yennenga Center verzorgt ook filmvertoningen. Waarom is dat? “Er was een cinematraditie in West-Afrika, met vertoningen van 35mm-films uit India, Egypte, de Verenigde Staten. Die is op een gegeven moment echter verdwenen en er is een generatie, de dertigers van nu, die nog nooit een film in een bioscoop heeft gezien. Sinds een jaar of tien zijn er wel weer nieuwe theaters maar de kaartjes zijn zo duur dat alleen de kleine middenklasse zich een bezoekje kan veroorloven. Cinema is iets voor de happy few geworden. Maar bij de vertoningen die wij met onze mobiele bioscoop verzorgen, zie je dat er een echte honger is naar film op groot doek. In de buitenwijken van Dakar hebben liefhebbers cineclubs opgericht, maar ook op het platteland stromen mensen toe. Er is een behoefte om jezelf te herkennen op het scherm en deel te zijn van een verhaal.”