Venetië 2022, blog 8

Meerkoppig monster

Saint Omer

Filmkrant doet dagelijks verslag vanaf het 79e filmfestival van Venetië, waar het meesterwerk Saint Omer veel hoofdthema’s van het festival weet te verbinden.

Met haar speelfilmdebuut Saint Omer bracht Alice Diop het eerste echte meesterwerk van het festival. Met totale controle over vorm en inhoud verbeeldt Diop het proces tegen Laurency Coly (Guslagie Malanga), een Senegalese vrouw die haar pasgeboren dochter verdronk in de Franse zee.

Diop, een in Frankrijk geboren dochter van twee Senegalese ouders, baseerde haar scenario op het waargebeurde proces tegen Fabienne Kanou, die in 2013 haar dochter op een soortgelijke manier ombracht. Net als de rest van Frankrijk was Diop destijds in de ban van deze mysterieuze vrouw. Vooral met de eloquente beeldspraak waarmee ze rechters, advocaten en getuigen uitlegde dat kwade geesten haar tot deze infanticide hadden aangezet.

Voor de vlijmscherpe film — minimalistisch in opzet, maar groots in uitwerking — is dit proces een vehikel om pijnlijke thema’s aan te snijden over ras en racisme, migratie en diaspora, misogynie en moederschap, liefde en lijden. Auteur en kunstenaar Kayije Kagame speelt Rama, een schrijfster die asl toeschouwer observeert wat het proces met Coly doet. De enigmatische vrouw en haar haast onvatbare daad roepen allerlei ongrijpbare geesten uit Rama’s eigen verleden op – vragen rond oorsprong en opvoeding, en of ze zelf geliefd en gewenst was door haar moeder. Tegelijkertijd zet het proces haar op een onzeker pad richting haar eigen aanstaande moederschap.

Is infanticide besmettelijk? Kunnen kwade geesten van de ene persoon overspringen naar de andere? Erf je haat of onverschilligheid van je ouders? Welk kwaad houdt zich schuil in ons DNA? Zulke overpeinzingen vloeien als vanzelf uit Saint Omer, waarmee Diop een bijzondere, zelfverzekerde en volwassen vorm heeft gevonden om fictie, realiteit en tragedie samen te smelten. Als er één film is die dit jaar de conventies van traditionele arthousefilm weet te overstijgen en iets nieuws weet te doen met het medium, dan is het deze.

Saint Omer is de beste bewerking van de tragedie van Medea sinds de speelfilm van Pasolini uit 1969, waar Diop overigens expliciet naar verwijst. Het is een goudeerlijke en onwankelbare film die ondervraagt wat het betekent voor een vrouw om als een monster gezien te worden. Niet alleen door de samenleving, maar ook door familie en zelfs door jezelf. Wat doe je als je weet dat er zo een monster in je schuilt?

Het slotpleidooi van de advocaat die Coly verdedigt, draait daar expliciet om. Ze spreekt over hoe dna van een kind in de baarmoeder terugvloeit naar het dna van de draagvrouw, die op haar beurt ook delen van haar dna overdraagt aan de baby. In de biologie wordt dan gesproken over “chimerische cellen”, een samensmelting van cellen die doet denken aan het mythologische monster met meerdere koppen op één lichaam. Zo is elke moeder een mythologisch meerkoppig monster, die haar gefrankensteinde baby in een onzekere wereld werpt en opzadelt met overdraagbare trauma’s en pijn.

De rijke inhoud van Saint Omer blijkt vrijwel alle andere belangrijke werken op deze editie van Venetië met elkaar in contact te brengen. Van de baby die aan het begin van Bardo terug in de baarmoeder wil kruipen, omdat de wereld “too fucked up” is tot de baby die maar niet wil komen in Les enfants des autres; van het vrouwelijk genie als monster in Tár tot de metafysische moederschap-horror van Joanna Hoggs The Eternal Daughter; van de afgestoten zus in Laura Poitras’ All the Beauty and the Bloodshed tot de verloren zoon in The Son. Dit zijn films over het vaak onzekere proces van transmissie, van wat je zelf hebt geërfd en geleerd van je voorgangers en wat je overdraagt aan een volgende generatie. Zie ook: Bones and All, waarin kannibalisme erfelijk is; of The Whale, waarin een stervende man met een eetstoornis dingen eindelijk recht wil zetten met zijn van hem vervreemde dochter.

Blonde

Maar de beste film om naast Saint Omer te leggen is Andrew Dominiks Blonde, over Marilyn Monroe. Stilistisch gezien delen de twee films bijna niets met elkaar. Saint Omer is strak en statig, bijna hermeneutisch gesloten cinema waar toch nog leven in en uit kan sijpelen. Blonde zit juist los aan alle kanten, verandert steeds van kleurgebruik en beeldformaat en transformeert mee met het bewogen leven van Norma Jean Mortenson die steeds meer wordt opgeslokt door het monster Marilyn Monroe.

Wat de stressopwekkende film, gebaseerd op het gelijknamige boek van Joyce Carol Oates, op huiveringwekkende manier inzichterlijk maakt is hoe de trauma’s van Norma Jeans kindertijd hun stempel hebben gedrukt op het verdere leven van de vrouw die zou uitgroeien tot een van de bekendste iconen van de Amerikaanse popcultuur. In Dominiks vertelling is het een mislukte kindermoord die het leven van Norma Jean, of van haar personage Marilyn Monroe, in een ander daglicht zet.

Net als Saint Omer is Blonde een film over de vloek die moeders met zich meedragen en vervolgens overdragen aan hun kinderen. Het is ook een film over een enigmatische vrouw die zowel gezien kan worden als monster en als slachtoffer. Met hun eigen, unieke vertelvormen weten beide films op overweldigende wijze die duizelingwekkende dieptes van de mens te verkennen, terwijl ze ook erkennen dat je een mens nooit echt kan begrijpen. Uit beide films blijkt dat je eigenlijk alleen maar vol ontzag en fascinatie de ander kan observeren en overpeinzen wat voor een schrikwekkende dieptes schuilen onder dat lichamelijke oppervlak.