IFFR-blog 13: Perspectieven van jonge en oude Russen

Een schitterende toekomst versus brandende tijgers

Fidelity

Meerdere oude Russische meesters krijgen een platform in het IFFR-programma The Tyger Burns. Hebben zij een andere blik op de wereld dan het jongere Russische talent dat in de Bright Future-sectie van zich laat horen?

The Tyger Burns geeft niet alleen een podium aan de toonaangevende vrouwelijke regisseurs die eerder deze week centraal stonden in een talk op het IFFR. Ook enkele bekende Russische heren maken hun rentree in het ouwe rotten-programma van Olaf Möller. In een eerdere blog stonden we al stil bij de geanimeerde potpourri van Andrej Chrzjanovski. Hij wordt in het programma bijgestaan door generatiegenoten Sergej Solovjov, bekend van Assa (1987), en Andrej Smirnov van Belorussian Station (1971).

In The Nose or Conspiracy of Mavericks (2019) brengt Chrzjanovski zelf al allerlei klassiekers uit de Russische cultuurgeschiedenis samen in “een tijd en ruimte die niet bekend is met de dood: het rijk der kunst.” Wat als we nu ook de nieuwste films van oude Russische meesters samenbrengen met die van het jongere Russisch talent dat ook op het festival rondwaart? Kijken deze verschillende generaties van Russische makers anders naar film, het leven, Rusland en de wereld?

A Frenchman

Roots
Eén ding valt gelijk op: de oudere Russen kijken voornamelijk terug, en de jongere blikken vooruit. Chrzjanovski stort zich via speelse animaties in de rijke geschiedenis van Russische schilderkunst, literatuur, theater, cinema en muziek. Ook Smirnov duikt in het veelzijdige Sovjet-verleden met zijn historisch drama A Frenchman (2019). In stijlvol zwart-wit verbeeldt hij het leven van Pierre Durand, een Franse twintiger die eind jaren vijftig als enthousiaste uitwisselingsstudent naar Moskou vertrekt. Hij specialiseert zich in de geschiedenis van Russisch ballet, maar heeft eigenlijk belangrijker onderzoek om uit te voeren. De in Rusland tot Pjotr omgedoopte uitwisselingsstudent probeert zijn roots te ontdekken door zijn vermiste Russische vader op te sporen.

Smirnov maakt er een melancholisch drama van dat laat zien hoe ingewikkeld het was om je door de culturele, economische en politieke werelden van de sovjetunie te navigeren. De geheime speech van president Nikita Chroesjtsjov heeft de meeste Russische oren al wel bereikt, wat betekent dat het totalitaire systeem een beetje aan het ontspannen is, maar dat betekent nog niet dat alles zomaar gedoogd wordt. Sovjetjazz is bijvoorbeeld niet verboden, maar ook niet bepaald toegestaan. Er is in feite een artistieke en politieke schaduwwereld die levendig is, maar altijd het gevaar loopt om door de staat aan banden te worden gelegd. Het is duidelijk dat Smirnov hier ook op zijn eigen verleden als regisseur zinspeelt. Hij had geregeld te kampen met staatscensuur en bureaucratische belemmeringen van zijn films. Na Faith and Truth (1979) gooide hij daarom de handdoek in de ring. Pas in 2011 maakte hij weer een film: Once Upon a Time There Lived a Simple Woman.

Er zitten ook flinke hiaten in de carrière van Solovjov, maar op de een of andere manier heeft deze tegendraadse regisseur zelfs de meest hardnekkige bureaucratie weten te verduren. Hij brak door met Poesjkin-verfilming The Stationmaster (1972) en won een Zilveren Beer op het festival van Berlijn voor One Hundred Days After Childhood (1975). Maar zijn belangrijkste wapenfeit is punkcultklassieker Assa (1987), waarin sovjetrockiconen Afrika (Sergej Boegajov) en Viktor Tsoj grote rollen spelen. Dit jaar heeft hij een korte film op het filmfestival die zijn rijke oeuvre niet bepaald eer aandoet. Ducky Ducky Ducky is een softpornofantasietje over twee jonge vrouwen die als een soort zeemeerminnen met elkaar aan een onderwaterdans beginnen. In een obscure dialoog wordt stilgestaan bij een treurig verleden en een onmogelijke minnaar, maar veel meer dan vrouwelijk schoon biedt de regisseur hier eigenlijk niet.

Babai

Trauma en seksualiteit
En dan de jonkies. Wie een eerlijk, veelzijdig en complex beeld van seksualiteit in hedendaags Rusland wil zien moet naar Fidelity van Nigina Sajfoellajeva. Dit romantisch drama draait om Lena, een arts in een geboortekliniek die haar echtgenoot verdenkt van een affaire. Ze uit haar jaloezie en frustratie door zelf met meerdere mannen vreemd te gaan. Sajfoellajeva schuwt expliciete beelden niet, maar weet alsnog op een intieme manier te illustreren hoe machtsposities binnen monogame relaties op onvoorspelbare manieren kunnen verschuiven. Fidelity staat zelf ook voor een voorzichtige verschuiving in het Russische filmlandschap, want als film van een vrouwelijke regisseur die vrouwelijke seksualiteit serieus kan nemen is het een zeldzaamheid.

Dan blijft Babai nog over. Regisseur Artjom Ajsagaliëv is er een om in de gaten te houden, want zijn debuutfilm staat vooralsnog onderop de ranglijst van de publiekscompetitie. Niet bepaald verbazingwekkend, want het is een ontoegankelijke en ietwat obscure film over twee broers die opgroeien in een grillige familiesituatie. De titel verwijst naar een Slavisch horrorsprookje dat ouders gebruiken om hun kinderen een soort pedagogisch verantwoorde angst in te boezemen. Een beetje Krampus of de zak van Sinterklaas voor Russen dus. Ajsagaliëv gebruikt die verwijzing om te laten zien hoe traumatisch het kan zijn om op te groeien in een liefdeloze omgeving. Hij kiest ervoor om dat niet te tonen in sentimentele beelden van huilende kinderen, maar juist door flarden van de lichamen van de jongens te vangen in krappe kaders en vage shots.

Binnen de context van de Russische programmering van IFFR is het een toepasselijke titel. Terwijl oudere meesters zo perfect mogelijk hun onstuimige verleden in kaart willen brengen, biedt Ajsagaliëv een onvolmaakt perspectief op een onzekere toekomst.