IFFR 2024: Immersive Media

En toch wil ik meer

8 miljard ikken

Het virtual reality-aanbod van het IFFR is helaas klein gebleven. Met de collectieve zaalervaring van 8 miljard ikken – met live muzikale begeleiding door Spinvis – zette het festival desondanks een stap voorwaarts.

Vorig jaar schreef ik in mijn artikel over de slechts vijf werken in het IFFR-programma Immersive Media: ‘Dat mag – nee, dat moet meer worden.’ Voor een land met een tamelijk bloeiende VR-scene bood het belangrijkste filmfestival een te bescheiden programmering.

Dit jaar heb ik goed nieuws en slecht nieuws. Het slechte nieuws: het is niet meer geworden. Het goede: met de live performance van de VR-groepservaring 8 miljard ikken zet het IFFR wel degelijk een mooie stap voorwaarts. Hier werd VR de zaal in gebracht voor een gezamenlijke beleving – precies de zwakke plek van het doorgaans individualistische medium. Want voor een standaard VR-ervaring zet je een bril op, verdwijn je in je eigen wereld en verlies je het contact met je omgeving. Het is een van de redenen waarom VR op termijn toch meer iets voor thuis lijkt dan voor in een theater of bioscoop. Of een festival.

Maar voor 8 miljard ikken was er, naast een traditionele opzet voor individuele ervaringen, ook een collectieve ervaring gepland. In de Kleine Zaal van de Rotterdamse Schouwburg bekeken tientallen mensen tegelijk de psychedelische creatie van Tibor de Jong aka Nemo Vos. Maar: zonder koptelefoon. Want in het midden van de zaal, ongezien door de deelnemers totdat die hun brillen weer afdeden, stond Spinvis’ muziekgezelschap te spelen. Die muzikale begeleiding hoorden we allemaal tegelijk, wat toch een gevoel van gemeenschappelijkheid creëert. Bovendien hoor je ook de andere bezoekers, als die schrikken, schuifelen of lachen – je bent ondanks je VR-bril niet meer helemaal alleen.

Een boodschap of samenhangend verhaal kon ik in 8 miljard ikken niet echt ontdekken – maar dat hoeft ook niet per se. Visueel was de ervaring fascinerend: voortdurend verrassend en stilistisch vrijzinnig. Van een onpeilbaar diepe warenhuisopslag vol dozen tot figuren die wezenloos aan het graven waren in hopen olifantenpoep.

De ervaring begint met een kleine introductie waarin een personage zegt: “VR is een onontgonnen, nieuw medium waarvoor nog geen beeldtaal is ontwikkeld.” Hoewel dat al te stellig is – de eerste Oculus Rift stamt toch alweer uit 2010 – klopt het dat de beeldtaal van VR nog altijd in ontwikkeling is. En dat dat het medium zo spannend maakt.

Als om te bewijzen dat zijn beeldtaal een tabula rasa is, begint De Jongs 8 miljard ikken ondersteboven. En alsof dat nog niet desoriënterend genoeg is, beweeg je daarna langzaam achteruit en begin je opzij te draaien, in dus een achterstevoren kurkentrekkerbeweging. Het kantelen van de horizon geeft in VR veel sterkere fysieke reacties dan in cinema, dus die camerabeweging wordt zelden gebruikt. Maar hier werkte het, voor mij, probleemloos. Technisch geslaagd.

Ook aardig was dat de onzichtbare muzikanten tussen de VR-gebruikers heen liepen, voor een zeer ruimtelijk geluidsveld. Maar dat ze soms heel dichtbij kwamen en iemand zelfs in mijn oor fluisterde werkte averechts: net als wanneer je tijdens een VR-ervaring op de schouder wordt getikt haalden deze vlakbijgeluiden me uit de ervaring en terug in de werkelijkheid.

De live performance van 8 miljard ikken was het onmiskenbare hoogtepunt van Immersive Media dit jaar. Maar viel er bij de andere vier projecten nog vernieuwing te ontdekken? Jazeker wel.

Realmbreak Hotel

Floris van Laethems Realmbreak Hotel was daarvan de meest bijzondere en in opzet bijna het tegenovergestelde van 8 miljard ikken: in plaats van tientallen zittende bezoekers tegelijk kon hier één wandelende VR-gebruiker per keer door het fysieke parcours geleid worden (met overtuigende synchronisatie van de in werkelijkheid voelbare en virtueel zichtbare objecten). Daar kwam diegene virtuele personages tegen die ondertussen live door acteurs werden gespeeld. Met ook nog de technici erbij waren dat een hoop medewerkers voor één bezoeker. Maar behalve als ‘immersant’ – wat ik deed – kon je ook als toekijkend publiek een kaartje kopen, wat het aantal deelnemers per keer dus toch enigszins opschaalde. Een aardig idee: zo’n blik achter de schermen is, zeker voor mensen voor wie VR nieuw is, in zichzelf fascinerend genoeg.

Inhoudelijk draaide het zeer interactieve Realmbreak Hotel vooral om één belangrijke keuze over de omgang met getroebleerde familieleden waarbij – zonder dat ik te veel wil verklappen – de bravere keuze als ervaring spectaculairder schijnt te zijn. Maar ja, ik gebruik de kunsten juist ook om mijn donkere zijde op te zoeken, dus dat liep voor mij niet goed af. Ondertussen had ik toch van enkele leuke ruimtelijke grapjes kunnen genieten, zoals een deur die veel sneller dichterbij kwam dan ik liep (wat natuurlijk ook de in werkelijkheid benodigde ruimte verminderde) en een ruimte die toen ik me omdraaide heel anders bleek dan waar ik vandaan kwam.

In de vormgeving waren de personages en ook mijn virtuele handen sterk gepixelleerd, wat goed werkte en de sense of presence niet verzwakte – misschien juist zelfs versterkte. Het kiezen voor meer abstracte vormgeving, ook van je eigen handen en andere personages, is niet voor niets een van de succesvolste VR-trends van de afgelopen jaren.

The Assembly op IFFR. Foto: KEES Driessen

Dat gold ook voor de virtuele handen die ik kreeg bij Charlotte Bruneau’s The Assembly: een soort vingerloze pastanestjes. Als handen totaal onrealistisch, maar ik ervoer ze moeiteloos als van mij – makkelijker dan bij realistisch ogende handen die niet perfect kloppen. Deze ervaring was interactief, samen met onbekende andere gebruikers – wat opnieuw iets is wat je niet snel thuis zal ervaren en dus bij uitstek past op een festival. Voor een volstrekt abstracte wereld had The Assembly bovendien een indrukwekkende sense of scale en concreetheid.

Wel was hier, net als bij die andere ervaringen, de ruimtelijke world building overtuigender dan het verhaal of de boodschap. The Assembly had iets te maken met zwijgen en luisteren naar elkaar, maar veel preciezer kreeg ik het niet mee. Net zoals ik in Realmbreak Hotel mijn vermeende relaties binnen die familie nooit helemaal kon volgen. En waarom ik in het korte I’m Terribly Sorry van Rachel Maclean (aan wie het festival dit jaar een Focus-programma wijdt) een eindeloze stroom Britten, met mobieltjes als hoofden, bleek te executeren als ik met mijn mobieltje een foto van ze nam, werd me ook niet helemaal duidelijk. Maar de vloeiende en gedetailleerde kermisversie van Londen, met overal Queens en Big Bens en teapots, zag er wel erg leuk uit.

Small Acts of Violence

Maar verhalend was eigenlijk alleen Aay Liparoto’s Small Acts of Violence succesvol. In een voice-over vertelde een stem over huiselijk geweld, ongezonde relaties en zelfbeschadiging. Terwijl om je heen, als contrapunt, juist zachtaardige beelden te zien waren van mensen die, deels naakt, elkaar omarmden, gezelschap hielden of samen in bad gingen. Dat je steeds flarden van verhalen hoorde als je je hoofd ronddraaide, kon ik conceptueel begrijpen: net als in werkelijkheid kies je om wel of niet te luisteren en hoor je nooit alles. Maar toch vroeg ik me af of ik niet liever alle verhalen ononderbroken achter elkaar had gehoord, om het verhaal dat werd verteld eer aan te doen.

Aan de andere kant: de mogelijkheid om naar een andere verhaallijn te switchen door het hoofd te draaien was ook een manier om gebruikers niet de gevangene te maken van de soms heftige, potentieel triggerende gebeurtenissen die werden verteld. Waar de ervaring ook al rekening mee hield door met elke gebruiker van tevoren een kort gesprekje te voeren waarin deze werd gewaarschuwd voor de onderwerpkeuze en gevraagd of die daarmee instemde.

Maar de meest bijzondere manier waarop de ervaring zich rekenschap gaf van de confronterende inhoud was een verhaaltechnische vernieuwing: in plaats van tegen gebruikers te zeggen – zoals ik dat regelmatig bij andere VR-ervaringen heb gehoord – dat je altijd de bril weer kan afzetten als het je te veel wordt, bood Small Acts of Violence de mogelijkheid om binnen de ervaring zelf een safe space op te zoeken: als je recht naar beneden keek, ging je automatisch naar een lieve omgeving met zachtjes zwevende vormen, waarvandaan je op dezelfde manier weer terug kon naar het verhaal. Waarbij misschien het besef van die mogelijkheid wel genoeg is om een gevoel van veiligheid te creëren, zonder dat de gebruiker er ook daadwerkelijk gebruik van maakt.


Met uitzondering van Realmbreak Hotel zijn de VR’s in het Immersive Media-programma van IFFR nog t/m 3 februari 2024 te zien het UBIK Theater van kunstpodium Worm in Rotterdam. Van 8 miljard ikken is daar niet de live performance, maar wel nog de individuele VR-ervaring te bezoeken.