IDFA 2024: Wandelen
Overal lopen paadjes
Wandelen, en de paden die we daarmee uitslijten in het landschap, vormt een motief in vier films op IDFA.
“Ik houd van wandelen omdat het traag is en ik vermoed dat de geest, net als de voeten, werkt met een snelheid van ongeveer drie mijl per uur”, schrijft Rebecca Solnit in Wanderlust: A History of Walking. Volgens Solnit (en velen met haar) is wandelen de beste manier om ons te verhouden tot de aarde. Die filosofie is dit jaar in meerdere films op IDFA aanwezig, al dan niet op de achtergrond.
In 7 Walks with Mark Brown (7 promenades avec Mark Brown) volgen regisseurs Vincent Barré en Pierre Creton botanist Mark Brown op zeven wandelingen tussen de oever van de Seine en zijn woonplaats Sainte-Marguerite-sur-mer, waar hij hoopt een primair bos aan te leggen.
De eerste helft van de film bestaat uit beelden van die wandelingen, waarbij overigens ook vooral veel wordt stilgestaan. Om met een vergrootglas bij een orchidee te bukken, om schetsen te maken, en vooral om de 16mm camera te positioneren waarmee shots worden gedraaid die het tweede deel van de film vormen. Close-ups van planten en bloemen die Brown voorziet van hun Latijnse namen en weetjes. Over wortelloos kroos, het kleinste vaatplantje op aarde, dat op slootjes een egaalgroene laag vormt. Over een bloem die zich vermomt als vrouwtjesbij, inclusief feromonen.
Het aangenaam kalme tempo van de wandeltochten lijkt als vanzelf mijmeringen op gang te brengen. Over een vroegere geliefde, over Derek Jarmans The Garden, maar ook over onze plaats als mens in de wereld en de tijd. “Deze netels waren er al voordat er mensen waren”, observeert Brown. De film onderstreept de woorden van dichter en essayist Mary Oliver, die opmerkte dat aandacht het begin is van toewijding. De vertraging die het wandelen brengt, de aandacht die het genereert, is hier de bron van een bijna bezwerende liefde voor de natuur die ons overal omringt.
Vertragen is ook essentieel in de korte film On the Battlefield, gemaakt door een collectief aan filmmakers. De film draait om een onopvallend veld in Cairo, Illinois. Weinig wijst op de turbulente geschiedenis die zich hier decennia eerder afspeelde. Op deze grond stond het woningproject Pyramid Courts, verwaarloosd door dezelfde gemeente die zwarte inwoners dwong er te wonen. Tussen 1967 en 1973 braken er opstanden uit. Als onderdeel van de grotere burgerrechtenbeweging streed men hier voor betere woningen, voor toegang tot de arbeidsmarkt.
In de documentaire loopt een man met een microfoon door dit plukje niemandsland. Wat hij opvangt met zijn microfoon zijn niet alleen de geluiden van de wind die door het pluimgras ruist en de vogels die in de bomen fluiten, maar ook geluiden uit het verleden. Zo speelt de film met het idee dat de geschiedenis van een plek, de gebeurtenissen die zich ergens afspelen, in de grond sijpelt en daar voor altijd opgeslagen ligt. Dat het landschap die geschiedenis in zich meedraagt en dat als je je pas vertraagt en met aandacht luistert, je die geschiedenis kunt horen.
Het idee dat de geschiedenis sporen nalaat in het landschap is ook aanwezig in Ways to Traverse a Territory (Formas de atravesar un territorio) van Gabriela Domínguez Ruvalcaba. Daarin volgt zij een groep inheemse Tsotsil-vrouwen die schapen hoeden in het zuiden van Mexico. Op enkele kilometers afstand ligt het stadje San Cristóbal de las Casas, waar de periode van Spaans kolonialisme nog overal zichtbaar is in de architectuur. De film bevraagt op subtiele wijze de verschillende manieren waarop het landschap door mensen naar hun hand is gezet. Soms op ingrijpende wijze, via het uitgraven van mijnen of aanleggen van wegen. Soms op meer organische wijze, door er namen aan te geven of simpelweg door te wandelen. De vrouwen leggen met hun schapen steeds opnieuw, al generaties lang, dezelfde wegen af door de bergen. Wandelingen die langzaam paden hebben uitgesleten. Paden die zo niet alleen plekken aan elkaar verbinden, maar ook verleden en heden.
Mensen hebben altijd, overal gelopen, schrijft de Schotse dichter Thomas A. Clarke in In Praise of Walking, “de aarde dooraderend met zichtbare en onzichtbare paden, symmetrische en meanderende.” In de prachtige weidse shots van de Franse Pyreneeën in Max Keegans The Shepherd and the Bear (Le berger et l’ours) lijkt het landschap vrijwel onaangetast. Maar kijk van dichterbij en overal lopen paadjes door de bergen. Ontstaan door geitenhoeders als Yves, die al decennialang de bergen intrekken met hun dieren.
Maar ook op een minder zichtbaar niveau is de hand van de mens hier aanwezig. In dit gebied kwamen ooit beren voor, maar die stierven uit. Door de mens. Vanuit het idee de ‘natuurlijke orde’ te herstellen werden beren geherintroduceerd in het gebied. Door de mens. De film volgt voor- en tegenstanders van de aanwezigheid van de bruine beren, die geregeld slachtoffers maken onder de schapen. De film legt zo vooral de verschillende manieren bloot waarop mensen naar de natuur kijken, aan de hand van de tochten die mensen er doorheen maken. Waar Yves de bergen intrekt om zijn geiten te voeden, en de natuur toch vooral beschouwt als iets dat zich moet voegen naar onze behoeften, daar zoekt de jonge Cyril, die zich wil aansluiten bij de natuurbescherming, via zijn wandelingen juist de verbinding met de natuur als iets dat een bestaansrecht op zichzelf heeft.
Alle besproken films zijn te zien op IDFA 2024.