IDFA 2024: Archiefdocumentaires
Te zien dankzij metadata
Documentaires die volledig zijn opgebouwd uit archiefmateriaal waren lang een curiosum maar zijn inmiddels een genre op zich. IDFA vertoont er dit jaar minstens vijftien. Waarom bloeit deze vorm?
Op IDFA zijn dit jaar minstens vijftien documentaires te zien die (vrijwel) geheel bestaan uit archiefmateriaal. En dan is het werk van archiefspecialist Johan Grimonprez, dit jaar hoofdgast van het festival, nog niet meegerekend. De nieuwe archieffilms lopen uiteen van Radu Jude’s collage van Roemeense reclamefilms Eight Postcards from Utopia tot Raoul Pecks Ernest Cole: Lost and Found, een portret van de fotograaf via diens eigen beelden en woorden.
De archiefdocumentaire is een zelfstandig genre geworden. Soms overlapt hij met een ander genre – zo bevatten de meeste muziekdocumentaires veel archiefbeeld, met tussendoor terugblikkende interviews. Zie op IDFA dit jaar Eno (Gary Hustwit), Andrei Ujică’s om The Beatles in 1964 heen cirkelende TWST – Things We Said Today en One to One: John & Yoko (Kevin Macdonald) voor drie zeer uiteenlopende voorbeelden.
Dat de archiefdocumentaire de laatste tijd een opgang beleeft, komt vooral omdat vrijwel alle film- en televisiearchieven hun materiaal digitaal hebben ontsloten en doorzoekbaar hebben gemaakt middels trefwoorden en allerlei soorten metadata. En het meeste materiaal is gedigitaliseerd of kan dat snel worden: men weet waar het ligt.
Bij het maken van een archiefdocumentaire is de beeldresearcher onontbeerlijk, die onderzoek doet in allerlei beeldarchieven, op zoek naar onbekend materiaal of stukjes film die het betoog van de maker ondersteunen. Bij de Poolse documentaire Trains, dat de trein inzet als getuige van de (wereld)geschiedenis, staan er maar liefst achttien beeldresearchers op de aftiteling. De Nederlandse documentaire Nesjomme van Sandra Beerends vermeldt er zes. Beide films ontstonden bovendien in samenwerking met Eye Filmmuseum en putten uit het omroeparchief van het Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid, dat ook veel historisch filmmateriaal bezit, zoals het Polygoon-bioscoopjournaal en het voormalig archief van de Rijksvoorlichingsdienst.
Nesjomme buit de discrepantie tussen het ‘onschuldige’ beeldmateriaal en de kennis bij de toeschouwer over de Holocaust en andere, naoorlogse gruwelijkheden maximaal uit. Deze afstand tussen vroeger en nu speelt bij alle archiefdocu’s een rol, evenals de inherente nostalgie die oude beelden nu eenmaal oproepen.
Met archiefbeeld kun je alle kanten op, het is kneedbaar. Zo is het ironisch dat Nesjomme, over het Joodse leven in Amsterdam tussen 1918 en 1942, fragmenten bevat uit Sjabbos (1932), een documentaire van Jan Teunissen over de Amsterdamse Jodenbuurt op het moment dat de sjabbat begint. Teunissen werd acht jaar na het maken van Sjabbos namelijk hoofd van de filmdienst van de NSB en maakte tijdens de Tweede Wereldoorlog propagandafilms over onder meer Mussert.
Teunissen staat centraal in De propagandist van Luuk Bouwman, die ook aandacht besteedt aan Sjabbos. “Ik was de filmtsaar”, horen we Teunissen op een geluidsopname zeggen; zonder zijn medewerking werden er tijdens de oorlog geen films gemaakt. De vraag is of hij dit deed om de Nederlandse filmproductie te stimuleren, zoals hij zelf beweert, of dat hij toch echt een diepgaande sympathie koesterde voor het nationaalsocialisme. De propagandist drijft op bewaard gebleven bandopnames met Teunissen en andere filmcollaborateurs die tijdens de oorlog films maakten voor de Duitse bezetter. Zonder deze tapes en cassettes, en de twee historici die de documentaire opvoert en die deze periode boekstaafden, zou Bouwmans film er niet zijn.
In De propagandist schept Teunissen op over welke hooggeplaatste nazi’s hij allemaal kende, waarbij hij ook Leni Riefenstahl noemt: “Ze keek een beetje scheel.” Riefenstahls meesterlijk gemaakte propagandafilms Triumph des Willens (1935) en Olympia (1938) zijn berucht en spreken nog steeds tot de verbeelding. Zo leende Paul Verhoeven haar beeldtaal voor enkele scènes van zijn sciencefictionfilm Starship Troopers (1997).
Riefenstahl is zelf het onderwerp van een naar haar genoemde documentaire van Andres Veiel. Daar zit niet alleen heel veel niet eerder vrijgegeven materiaal in uit Riefenstahls persoonlijke archieven, maar ook archiefbeeld uit een eerdere (archief)film over Riefenstahl: The Wonderful, Horrible Life of Leni Riefenstahl (Ray Müller, 1993). Hierin kijkt ze vol trots naar een sequentie uit Triumph des Willens. Veiel laat overtuigend zien dat Riefenstahls claim dat zij “politiek onwetend” was onjuist was, het tegendeel is waar.
Alle genoemde films zijn te zien op IDFA 2024. Sommigen krijgen later ook een reguliere bioscooprelease: Ernest Cole: Lost and Found op 16 januari 2025, Nesjomme op 2 januari 2025, De propagandist op 27 maart 2025 en Riefenstahl op 24 april 2025.
Meer archieffilms zijn te zien in de selectie voor de Beeld & Geluid IDFA ReFrame Award, die wordt toegekend aan een filmmaker die op bijzondere wijze archiefmateriaal gebruikt.