IDFA 2020: Monoloog of dialoog

White Noise en de kunst van het laten leeglopen

White Noise

Drie influencers van extreemrechts in drie monologen. Wat heeft het nog voor zin om anderhalf uur te kijken naar “minder immigranten!”, “meer babies!” en “Joden zullen ons niet vervangen!”? Waar blijven de feiten?

In de op IDFA vertoonde documentaire White Noise wordt een elementaire vergissing gemaakt ten aanzien van wat alt-right wordt genoemd, maar wat iets preciezer uitgedrukt gewoon extreem rechts-nationalisme is. Dezelfde fout die je eigenlijk voortdurend in nieuwsprogramma’s en praatprogramma’s in de infotainment-hoek gemaakt ziet worden. Met als een van de resultaten dat zelfs de Nederlandse ‘middenpartijen’ afgelopen week vóór een voorstel stemden om hulp aan vluchtelingen die dreigen te verdrinken op de Middellandse Zee strafbaar te stellen. Een voorbeeld van extremistisch denken dat tot het midden is doorgedrongen.

Die ontwikkeling is precies wat een film als White Noise in de hand werkt. De documentaire volgt drie Amerikaanse influencers binnen extremistisch nationalistische kringen. Richard B. Spencer, die in de film wordt opgevoerd als bedenker van de term alt-right, reist stad en land af om te verkondigen dat de witte cultuur ten onder dreigt te gaan en sluit bijeenkomsten doorgaans af met ‘heil victory‘ en ‘heil Trump’. Mike Cernovich, die voorheen z’n geld verdiende met holbewoner-achtige peptalks voor verongelijkte mannen getiteld ‘Misogynie krijgt je aan het neuken’ en ‘Wat is verkrachting?’, probeert al dat ge-heil juist te vermijden om extreem-nationalisme een gelikt gezicht te geven. Hij houdt niet van mensen als Richard Spencer want “de nazi’s zorgen ervoor dat we niet vooruitkomen met de beweging”. Niet de nazi-sentimenten an sich zijn een probleem voor Mike, hij vreest alleen dat de nazi’s hem stemmen kosten. En dan is er Lauren Southern, de meest intelligente van de drie, een Youtuber die zelfs tot aan extreemrechtse partijen in het Europees Parlement haar boodschap komt verkondigen dat de witte cultuur verdwijnt en dat, als we niet oppassen, de sharia straks op elke straathoek wordt uitgevent. Eigenhandig gaat ze boten met vluchtelingen op de Middellandse Zee terugduwen, natuurlijk allemaal voor het oog van een camera. Want de opkomst van extreemrechts is in de eerste plaats te danken aan het bespelen van media. Online bereiken deze drie een publiek van miljoenen. De vraag of deze haatprekerij net als voor charlatans aan deze kant van de oceaan meer een verdienmodel dan een ideologische kwestie is, laten we buiten beschouwing.

Anderhalf uur lang mogen deze mensen leeglopen, precies zoals dat op de Nederlandse tv vrijwel wekelijks gebeurt in praatprogramma’s. Hoofddoeken dit, massa-immigratie dat, sharia zus, witte man in de verdrukking zo. Feitenvrije onzin die om meerdere redenen zelden weerwoord krijgt. Ten eerste: omdat redacties en interviewers zich niet goed voorbereiden. Ten tweede: omdat het om complexe zaken gaat die in het beperkte tijdslot dat een enkele gast krijgt toebedeeld zelden helder zijn te krijgen. En wie wil het überhaupt over cijfers en details hebben: lawine en invasie bekken beter. Alles voor de kijkcijfers. Ten derde: omdat de woordvoerders van het rechts-nationalisme bedreven zijn geraakt in kritiek afketsen. Op feiten zijn niet te betrappen. Men kent de retorische trucjes, men kent de beroerde aandachtsspanne van de gemiddelde kijker. En als ze merken dat ze te ver zijn gegaan, zoals Baudet-lakei Freek Jansen afgelopen week, schermen ze met termen als ‘edgy grappen’, sarcasme en ironie. Bojack Horseman-bedenker Raphael Bob-Waksberg stelde het een paar dagen terug zo: “Humor is een ‘normaliseringsmachine’. Het kan ten goede normaliseren, wanneer een grap een pijnlijk gevoel kan uitdrukken. Maar het kan ook ten kwade normaliseren: het kan wreedheid normaliseren onder het mom van een scherpe grap.”

De maker van White Noise, Daniel Lombroso, stelt in de film twee of drie keer een tegenvraag, maar daar blijft het bij. En hoewel je een milliseconde het ongemak in de ogen van de geïnterviewde voorbij ziet flitsen, zie je ook meteen het besef: ‘deze kan ik hebben, ik weet welk antwoord ik moet geven’. Omdat men hierin bedreven is geraakt. De rode draad is: het mantra blijven herhalen, blijven hameren op massa-immigratie en de dreigende ondergang van de witte cultuur en vervolgens alle scherpe randjes wegvijlen. Scherpe randjes zoals het beperken van de vrijheid van wetenschappers en journalisten die kunnen laten zien welke onzin men loopt te verkopen. Scherpe randjes die meteen wettelijke grondslag krijgen als men eenmaal aan de macht is, maar die men tot dat moment liefst buiten het zicht houdt óf via losse flodders salonfähig probeert maken. Een ander scherp randje is natuurlijk discriminatie: verschillende rechten en plichten voor verschillende mensen. Hoezeer zulke ideeën naar het midden zijn opgeschoven, bleek afgelopen week toen VVD-kamerlid (en kandidaat voor het fractievoorzitterschap) Bente Becker in een interview in NRC verklaarde: “Soms moet je hiërarchie aanbrengen in grondrechten.” Het wezenskenmerk van discriminatie.

Wat heeft dat allemaal met White Noise te maken? Omdat dit de gevolgen zijn als extreme standpunten geen weerwoord krijgen en niet eerlijk en kritisch ondervraagd worden. Zo verspreiden gemakzuchtige ideeën zich. Het is al lang niet meer zo dat de gemiddelde kijker de retoriek doorziet. Als de mantra’s maar vaak genoeg klakkeloos herhaald kunnen blijven worden – invasie, witte babies maken, sharia – dan klinkt het niet meer als retoriek. Dan beginnen kijkers zich af te vragen of er misschien toch iets van waar is. Terwijl de feiten heel duidelijk een andere realiteit laten zien.

White Noise is een film als een monoloog: sprekers mogen leeglopen, de interviewer registreert, waarschijnlijk vanuit het oude journalistieke adagium dat als alles maar op tafel ligt, als we het allemaal maar gewoon laten zien, dat de kijker en de kiezer dan hun eigen conclusie kunnen trekken. Maar het probleem is natuurlijk juist dat door die kritiekloze houding niet alles op tafel komt te liggen. De feiten over immigratie bijvoorbeeld. En wat is dan die verdrukking van de witte cultuur? Waar is die aan het verdwijnen? Of: welke extreme wetgeving zullen extreemrechtse partijen doorvoeren zodra men aan de macht is? Als dat alles – en nog veel meer – ook op tafel zou liggen, dan wordt het speelveld misschien wat gelijker. Dan, misschien, kan de kijker een afgewogen oordeel vellen.

Dus wat is de waarde van een monoloog als White Noise? De goedkope retoriek en het gelieg kennen we immers al. En ja, sommige nazi’s konden mooi piano spelen. Dat elk van de drie influencers zich op een zeldzaam moment ook kwetsbaar opstelt, is niet genoeg om deze film te rechtvaardigen. Ja, natuurlijk zijn het mensen van vlees en bloed. Het citaat van James Baldwin aan het begin van de film verklapt dat dat eigenlijk de intentie van de maker is, hij wil de mensen achter de retoriek laten zien: ‘I imagine one of the reasons people cling to their hates so stubbornly is because they sense, once hate is gone, they will be forced to deal with pain‘. Dat is een nobel streven van White Noise, om te laten zien dat deze influencers ook zo hun ongemakken hebben, maar het doet er in dit geval niet toe. Deze drie kwetsbare zielen zijn niet het probleem. Het probleem is dat hun ideeën zich zonder gezond weerwoord dreigen te verspreiden onder miljoenen mensen die gevoelig zijn voor retoriek en dus voor makkelijke antwoorden op complexe problemen. Ook de ongelukkig gekozen titel ‘white noise’ had trouwens scherper gekund: extreemrechtse retoriek is al lang geen statische ruis meer.

Hier tegenover zou je Me and the Cult Leader kunnen zetten, een andere film die tijdens IDFA te zien is. Er zijn genoeg redenen te bedenken om ze niet met elkaar te vergelijken – heel anders van opzet, hele andere cultuur, het gaat om de nasleep van een (ernstig) incident, media spelen geen enkele rol in de film – maar hier vindt wel een oprechte uitwisseling van ideeën plaats. En films analyseren op de as van monoloog naar dialoog is een nuttig instrument.

Me and the Cult Leader is een díaloog. Op 20 maart 1995 voerde de Japanse sekte Aum Shinrikyo tijdens spitsuur drie gifgasaanvallen uit in de metro van Tokio. Dertien mensen stierven, 6.200 mensen raakten gewond. Eén van die gewonden was regisseur Atsushi Sakahara, maker van de documentaire. Vijfentwintig jaar later heeft hij nog steeds last van het chronisch vermoeidheidssyndroom en wordt hij geteisterd door een posttraumatische stressstoornis. In de film zie je vaak dat hij z’n ogen nauwelijks open kan houden.

Wat zijn dat voor mensen, die zo’n aanval plegen, vroeg Sakahara zich af. Wat gaat er in hun hoofden om? Een jaar onderhandelde hij met de huidige leider van de sekte (de vorige leider Shoko Asahara werd in 2018 ter dood gebracht voor de gifgasaanvallen), waarna ze elkaar eindelijk ontmoeten. Ze blijken in dezelfde regio opgegroeid. Me and the Cult Leader is het verslag van de reis die ze samen afleggen naar de Universiteit van Kyoto, waar ze beide studeerden, en uiteindelijk naar hun geboortegrond waar ze de ouders van de filmmaker ontmoeten.

De dialoog is er niet alleen in woorden maar ook in pijn, krijg je de indruk. De een voelt de last van een kapot lichaam, de ander de last van de verantwoordelijkheid. Het grootste verschil misschien met de monoloog van White Noise is dat deze twee mannen niet pretenderen de antwoorden te hebben. Ze hebben alleen maar vragen. En het zou mooi zijn als ze door deze reis iets dichter bij antwoorden kunnen komen. Zo staan ze ook in de wereld. Niet met het pretentieuze ‘ik weet hoe het zit’, maar met vragen. ‘Hoe zit het?’, en ‘Kan ik weten hoe het zit?’. Dat zijn wezenlijke verschillen. Waarom zou een documentaire over extreemrechts niet ook meer contemplatief kunnen zijn? Het antwoord is: omdat extreemrechtse retoriek niet contemplatief is. En men weet het. En dus worden zulke interviews niet toegestaan.

De vraag wordt dan natuurlijk: hoe moet je wél verslag doen van die bewegingen? Voor Nederlandse tv-redacties is dat al pakweg vijftien jaar, sinds het populisme hier voet aan de grond kreeg, een onoverkomelijke kwestie. En men kiest er net als White Noise voor om woordvoerders te laten leeglopen. Want kijkcijfers. Terwijl het antwoord simpel is: je journalistieke handwerk doen.


White Noise en Me and the Cult Leader zijn beiden nog te zien op IDFA. Lees ook ons verslag van een nagesprek bij White Noise op het festival.