Cannes 2025: Virusuitbraak
Schitterend, ijselijk marmer

Alpha
Meerdere films die dit jaar in Cannes in première gaan draaien om een epidemie. De vooralsnog meest treffende zijn niet de films over covid, maar de handvol die de eerdere aids-pandemie belichten.
De film die op dit moment de meningen het meest verdeelt in Cannes is Eddington, Ari Asters neo-western annex sociale satire op de eerste weken van de covid-pandemie die de ambitie heeft iets te zeggen over de blijvende scheuren die getrokken werden in het weefsel van de samenleving. Van “brazenly provocative” (Variety) tot “bafflingly dull” (The Guardian): maak ervan wat je wilt.
Controverse werkt, merk ik, want hoewel mijn tijdelijke huisgenoten me hebben verteld dat ik hem wel kan laten schieten, speel ik nu toch met het idee om ruim twee uur van mijn laatste festivaldag aankomende zaterdag op te offeren aan een inhaalscreening. Dan kan ik tenminste ook iets vinden.
Maar door het hele festivalprogramma heen waart vooral de geest van een eerdere pandemie. In het Chileense La misteriosa mirada del flamenco lijden ten minste twee van de gastvrouwen van een queer bordeel in een afgelegen mijnstadje in Chili en een onbekend aantal mijnwerkers aan een gevreesde ziekte die wordt overgebracht door de blik van liefde tussen een mannelijke klant en de sekswerker. Dat is tenminste wat verteld wordt aan de elfjarige Lidia, die als vondeling werd geadopteerd door Flamenco, een van de geïnfecteerde sekswerkers.
De mannen in het stadje wenden voor de zekerheid hun blik categorisch af van de bordeelpopulatie. Totdat ze er op een dag genoeg van hebben en het bordeel binnenvallen om het personeel, bestaande uit gay travestieten en trans vrouwen, te blinddoeken – wat een beeld oplevert dat direct refereert aan de repressie van de dictatuur van de jaren tachtig waarin de film zich afspeelt.
Ondanks magisch-realistische elementen is La misteriosa mirada del flamenco de meest letterlijke van een aantal films in de programmering van deze Cannes-editie die terugblikken op de beginjaren van de aids-epidemie.
Julia Ducourneau, die vier jaar geleden de Gouden Palm won met Titane, keert terug met Alpha, een allegorie waarin een dodelijk virus de relatie tussen een arts en haar puberdochter op scherp zet. Ducourneau vond een schitterend, ijselijk beeld om zichtbaar te maken hoe de infectie de lichamen van de geïnfecteerden overneemt en het leven eruit verdrijft: het verandert ze in marmer.
De situering van het verhaal, dat zich afspeelt op twee verschillende momenten in de jaren tachtig en negentig, en details over de overdracht van de infectie laten geen ruimte voor twijfel: de film blikt terug op de angst en isolatie die de uitbraak van aids in die periode kenmerkte. Dat gebeurt in typische Ducourneau-stijl: luid en intens. Zo ook de performance van de acteurs, Golshifteh Farahani, Mélissa Boros en een vermagerde, pezige Tahar Rahim als heroïneverslaafde oom.
Dat het verhaal over heel veel dingen tegelijk gaat – ziekte, verslaving, stigmatisering, schaamte, liefde, lotsverbondenheid, wanhoop en loyaliteit, om een paar thema’s te noemen – kon de filmpers in de eerste, rauw-van-de-lever gepubliceerde recensies niet erg bekoren. Maar ik keek met ontzag naar hoe Ducourneau zoveel elementen van een tijdperk weet te vangen in de imaginaire, maar emotioneel geaarde wereld die ze creëert.
Dat geaarde is precies wat mist in The Plague, het in Roemenië opgenomen speelfilmdebuut van de Amerikaanse Charlie Polinger. Die film hint naar horror om het te hebben over uitsluiting en acceptatie aan de hand van de groepsdynamiek op een waterpolokamp voor scholieren. Van het pispaaltje in de groep wordt gefluisterd dat hij ‘de pest’ heeft, een ziekte waarover de wildste verhalen de ronde doen. Maar het gaat de film niet om de aard van die ziekte en of die wel of niet echt bestaat – een vraag die overigens wel tot vervelens toe gesteld wordt – maar om een uiteindelijk vrij conformistisch getoonzette coming-of-age. De uitsmijter van de film is een tenenkrommende monoloog waarin het verhaal alsnog een boodschap krijgt opgeplakt die alle ambiguïteit die er nog over was, platslaat.
Vandaag gaat ook competitiefilm Romería in première, een zeer persoonlijk project van de Spaanse regisseur Carla Simón. In de film onderneemt een jongvolwassen vrouw die als kind haar beide ouders verloor een reis (een romería is een soort pelgrimage) naar haar grootouders, die ze nooit heeft gekend. Het doel van de reis is een administratieve formaliteit – ze heeft een handtekening nodig voor de aanvraag van een studiebeurs – maar het bezoek pakt uit als een ontdekkingstocht langs een verzwegen geschiedenis, schaamte en stigma, die licht werpt op de aids-crisis die in het Spanje van vlak na de Franco-dictatuur verwoestend om zich heen sloeg.
Ook Julia Ducourneau vertelde toen ik haar vanmorgen interviewde dat ze in Alpha ervaringen verwerkte uit haar kindertijd. Zonder het precies te begrijpen, voelde ze destijds hoe de angst mensen uit elkaar dreef. In dat licht is het niet verwonderlijk dat we, als we de huidige desintegratie van onze samenlevingen echt willen begrijpen, niet terug moeten naar de laatste pandemie, maar naar de trauma’s van het aids-tijdperk.