Berlinale-blog 3: Duits Expressionisme opnieuw relevant

Das Wachsfigurenkabinett

Fascisme overschaduwde de eerste dagen van de Berlinale. In verleden, heden en – laten we niet naïef zijn – toekomst. Du musst Caligari werden!

De vertoning van de nieuw gerestaureerde versie van Paul Leni’s Das Wachsfigurenkabinett uit 1924 op de Berlinale was een gebeurtenis. Er was ’s middags een voorbereidende bijeenkomst over de technische en inhoudelijke keuzes bij de restauratie, de enorme zaal van het Friedrichstadt-Palast zat ’s avonds op de allerslechtste plekken na vol en de componisten van de nieuwe live score kregen enthousiast applaus – en niet onterecht. Het was heerlijk om het filmhistorisch verleden in zo’n ambiance te ervaren. Bewijs van de prominente plek die gerestaureerde klassiekers inmiddels veroverd hebben op de grote filmfestivals.

De film zelf (waarvan overigens nog altijd vijfentwintig minuten ontbreken, mogelijk voor altijd) is een minder bekende vertegenwoordiger van het Duits Expressionisme. Wat traag verteld, maar op z’n beste momenten adembenemend, met name door de decors en aankleding. Het is een sterrenvehikel in drie delen naar een script van Henrik Galeen (bekend van de expressionistische klassiekers Der Golem, wie er in die Welt kam, 1920, en Nosferatu, 1922), waarin we de verhalen tot leven zien komen die een jonge broodschrijver (gespeeld door de latere Hollywood-regisseur Wilhelm Dieterle) in opdracht van een kermiskoopman produceert over drie historische wassen beelden, Kalief Harun al-Raschid (Emil Jannings), Ivan de Verschrikkelijke (de fantastische Conrad Veidt) en Jack the Ripper (Werner Krauß).

Met z’n expressionistische kermissetting en rollen voor Krauß en Veidt doet Das Wachsfigurenkabinett onvermijdelijk denken aan z’n klassieke voorganger Das Cabinet des Dr. Caligari (Robert Wiene, 1920), waaraan het Berlijnse Filmmuseum momenteel een kleine tentoonstelling wijdt. In het hart van die verder sympathieke presentatie staat een halfhartige VR-bewerking van Caligari, geïnspireerd door de oorspronkelijke marketingslogan ‘Du musst Caligari werden!’. Het lijkt een poging Caligari de 21ste eeuw in te slepen, maar die is niet alleen technisch en inhoudelijk mislukt, maar überhaupt nodeloos: de vertoning van de gerestaureerde Das Wachsfigurenkabinett bewijst dat de Duits-Expressionistische cinema deze eeuw heel goed zelf aankan.

De aantekeningen van Janowitz (klik voor grotere versie).

Pijnlijk goed zelf. Op de tentoonstelling ligt een briefje, geschreven door Caligari’s coscenarist Hans Janowitz in 1952, die Doctor Caligari’s manipulatie van een gehypnotiseerde volgeling, die voor hem uit moorden gaat, een verbeelding noemt van de Duitse mentaliteit die ‘historisch achtereenvolgens leidde tot Bismarck, Wilhelm II, Ludendorff, Hitler’. Janowitz’ ideeën inspireerden Kracauer tot zijn beroemde boek Von Caligari zu Hitler (1947), dat de vele waanzinnige tirannen en slaapwandelende volgelingen in de ook commercieel succesvolle Duits-Expressionistische cinema ziet als afschaduwing van de ontvankelijkheid van de Duitsers voor iemand als Hitler. Cinema als onbewuste volkspeiling dus.

Ik noem dit ‘pijnlijk’, aangezien de eerste dagen van de Berlinale worden overschaduwd door fascisme, zoals hier eerder gemeld. Niet alleen moest kort voor het festival begon de Alfred Bauer-prijs worden omgedoopt, omdat Die Zeit had onthuld dat Bauer, de eerste directeur van de Berlinale, een vooraanstaand nazi was geweest, ook werd op de openingsavond, een dag nadat de Woche der Kritik een bijeenkomst had gehouden over wat filmcritici moeten doen tegen de opkomst van extreem-rechts, een minuut stilte ingelast vanwege de dodelijke extreem-rechtse aanslag in Hanau.

Het roept de vraag op, hoe we tegen de huidige cinema moeten aankijken. Kracauer presenteerde zijn analyse achteraf. Maar wat zeggen de hedendaagse Europese, Duitse en ook Nederlandse populaire films over de tijdgeest? Welke onbewuste volkspeiling spreekt daaruit?

Ik heb het antwoord niet paraat. Maar ik moet tot mijn lichte schrik bekennen dat ik in het eerste deel van Das Wachsfigurenkabinett, een karikaturale komedie rond de Kalief in Bagdad, wel ongemakkelijk werd van de exotische verbeelding van Arabieren en de komisch gebrachte aanranding van een arme bakkersvrouw – onderwerpen waarvoor activisten de afgelopen tijd veel aandacht hebben gevraagd, met name in contexten die vroeger als onschuldig werden beschouwd – maar dat ik helemaal niet ongemakkelijk werd van de waanzinnige tirannen en moordenaars an sich.

Wat, Kracauer volgend, zou betekenen dat ik, net als al die andere genietende mensen in het volgepakte Friedrichstadt-Palast, nog steeds op enig niveau ontvankelijk ben voor die boodschap. En dat zou dan weer betekenen, dat de Duits-Expressionistische cinema niet alleen toen, ooit, vroeger, de komst van Hitler aankondigde, maar ook nu nog waarschuwt voor de toekomst. En dan is Janowitz’ briefje opeens geen historisch artefact meer, maar een onaffe voorspelling: wie gaat het rijtje afmaken? Wie komt er na ‘Bismarck, Wilhelm II, Ludendorff, Hitler’?