Berlinale-blog 2: Openingen

My Salinger Year

Het zeventigste filmfestival van Berlijn is geopend, met het helaas niet heel sterke My Salinger Year. De openingsconferentie van het parallelle programma van de Woche der Kritik gaf een dag eerder onbedoeld al extra ammunitie voor kritiek op de film.

De Woche der Kritik opende weer prettig eigenzinnig. Het door filmcritici georganiseerde schaduwfestival dat gelijktijdig met, maar onafhankelijk van de Berlinale plaatsvindt, opende dit jaar (de dag voor de aftrap van de Berlinale zelf) met een “conferentie zonder thema”, met acht losse gesprekken, panels en workshops over zeer uiteenlopende onderwerpen. Toch viel daarin voorzichtig een rode draad te ontwaren, die draaide om de activistische kanten van filmkritiek.

De toon daarvoor werd gezet door de twee plenaire zaalgesprekken waarmee de avond begon. In het eerste werd onder leiding van de Duitse criticus Rüdiger Suchsland de resultaten besproken van een workshop die eerder die dag met een groep experts en betrokkenen was gehouden, rond de vraag hoe film en filmkritiek de groeiende extreemrechtse geluiden in de maatschappij van repliek kunnen dienen. In het tweede presenteerde de Amerikaanse criticus Girish Shambu, bijgevallen door collega Jessica Kiang (Variety), zijn pleidooi voor een “nieuwe cinefilie”, in een vervolg op het manifest dat hij in het voorjaar van 2019 publiceerde in Film Quarterly. Een pleidooi voor, zoals Shambu het bij aanvang van het gesprek definieerde, een cinefilie (of breder gezegd: een filmcultuur) die gericht is op “openheid en gelijkheid en inclusiviteit”.

Dat artikel deed online al het nodige stof opwaaien, en ook in de zaal bracht Shambu’s pleidooi de tongen los. Want waar de meesten het op zich eens leken te zien met de oproep tot meer diversiteit, riep Shambu’s activisme in zijn specifiek gevolgtrekkingen ook vragen en weerstand op. In zijn zoektocht naar een andere vorm van cinefilie richt hij zijn pijlen onder meer op de auteurstheorie. Die is, zo stelt hij, door een kleine groep witte mannen bedacht en heeft als voornaamste uitwerking dat het een andere groep witte mannen op het schild hijst. Voor wie dat argument af wil doen als identiteitspolitiek, wees Shambu er fijntjes op dat die witte mannelijke blik óók gewoon identiteitspolitiek is. “De uitdaging is om ons eindelijk eens te gaan realiseren dat de blik van de witte, heteroseksuele man niet de neutrale basis van de wereld is.”

Niet dat meteen de hele auteurstheorie bij het vuilnis moet, overigens. Maar, zo stelt Shambu, we moeten meer oog hebben voor andere vormen van waarde die een film kan hebben, naast alleen de esthetische waarde die op dit moment in cinefiele kringen overheerst. En de filmkritiek zou erbij gebaat zijn zich meer bewust te zijn van hoe de vorming van de zogenaamd objectieve canon een inherent patriarchaal proces is. Of je het daar nu mee eens bent of niet, het was in ieder geval voer voor uitgebreide nagesprekken en het scherpte de geest – de ideale aftrap voor tien dagen films kijken. De ironie wilde vervolgens dat de openingsfilm van het festival, de wat brave coming-of-age-komedie My Salinger Year van de Canadese filmmaker Philippe Falardeau (Monsieur Lazhar), onbedoeld een prachtige illustratie vormde van het patriarchale proces waartegen Shambu ageerde.

De losjes op ware gebeurtenissen gebaseerde film draait om de jonge Joanna (Margaret Qualley), die in het New York van de jaren negentig schrijfster wil worden maar in de tussentijd een baantje vindt bij het literair agentschap van Margaret (Sigourney Weaver). Zij vertegenwoordigt onder meer de beroemde schrijver J.D. Salinger, en Joanna’s belangrijkste werk wordt om de eindeloze stroom fanmail die er voor hem binnenkomt te beantwoorden. Ook los van de activistische blik van Shambu is het kabbelende, ouderwets aandoende My Salinger Year geen hoogvlieger. Maar met zijn nieuwe cinefilie in het achterhoofd valt nog scherper op zijn plek hoe scheef de verhouding in de film is. Want terwijl er wel een jonge vrouwelijke schrijfster als hoofdpersoon wordt gekozen, wordt zij in feite nergens serieus genomen. Die verering is gereserveerd voor Salinger, die vrijwel niet in beeld komt en daardoor nog sterker wordt opgehemeld tot het clichébeeld van de kunstenaar als eenzaam – en wit en mannelijk – genie.