Berlinale 2024

Stop het in de doos

Dahomey

Mati Diops postkoloniale documentaire Dahomey won de Gouden Beer op de Berlinale. Indirect vormde de film ook een commentaar op het festival zelf, dat worstelde met het temmen van de politieke kwesties van het moment.

Een houten plank bedekt een kist en ontneemt de camera het licht. In de duisternis is alleen nog te horen hoe de schroeven in die kist worden geboord. De camera is levend begraven. En dan, in het diepste donker, begint een stem te spreken. Het is een vervormde, diepe, mysterieuze stem. Een stem uit een ver verleden die nu weer opduikt.

De stem is van Gezo, ooit een koning van Dahomey (nu onderdeel van Benin), een gevreesd leider die meewerkte aan de trans-Atlantische slavenhandel. Hij werd vereeuwigd in een magnifiek standbeeld van hout en staal. En nu ligt dat imposante beeld in een kist en maakt hij als een soort ondode regent de oversteek van Frankrijk naar Benin, dezelfde tocht in omgekeerde richting waartoe hij tot slaaf gemaakte Afrikanen in zijn eigen leven veroordeelde.

Het standbeeld van Gezo is een van de 26 geroofde kunstschatten die door Frankrijk werden uitgeleverd aan de republiek Benin. De Senegalees-Franse filmmaker Mati Diop legt de terugkeer vast in haar documentaire Dahomey, de terechte winnaar van de Gouden Beer op het afgelopen filmfestival van Berlijn.

De kunstteruggave is onderdeel van de restitutie die Frankrijk nu doet voor haar slavernijverleden. Wat Diop echter laat zien (en horen) is dat je een probleem wel kunt wegstoppen in een doos, maar dat het daarmee nog niet is opgelost. Sterker nog: met het openbreken van Gezo’s kist opent ook de beerput van dekoloniale en postkoloniale theorie. Is echte restitutie ooit mogelijk voor een roof die in de ziel van een continent heeft gesneden? Kan de wond die het slavernijverleden heeft veroorzaakt ooit weer geheeld worden?

In net iets meer dan een uur opent Dahomey een filmische gespreksruimte. Niet voor niets wijdt de film een flink deel van die korte speelduur aan een debat onder Beninse studenten over de vele implicaties van de teruggestuurde kunst. Dit is cinema als politiek, een sterk artistiek statement dat aankaart dat je de kwesties van vandaag niet zomaar kan kadreren in conventionele filmtaal.

Dat Dahomey de hoofdprijs kreeg, is toepasselijk voor een filmfestival dat zelf worstelde met het temmen van politieke kwesties. Deze Berlinale zal de boeken ingaan als een editie waarin het festival zich niet wist te verhouden tot de oorlogsmisdaden in Palestina – in Duitsland extra heikel omdat praktisch elke vorm van solidariteit met Palestina er wordt geïnterpreteerd als antisemitisme. Zo werd zelfs de eloquente speech van Mati Diop, die op het podium pleitte voor een staakt-het-vuren, na afloop door de burgemeester van Berlijn weggezet als antisemitisch.

Ook tijdens het festival was geen ruimte voor een open gesprek over dit conflict. Ironisch genoeg koos de Berlinale voor wegstoppen in een doos: er werd een tiny house neergezet waar mensen drie dagen in klein comité konden debatteren over de kwestie. Dat is geen gesprek faciliteren, maar opborrelende politieke spanning proberen af te romen, in de hoop dat de pan niet overkookt.

Pepe

Ook de hybride docu-fictie Pepe van Nelson Carlos de los Santos Arias, winnaar van de Zilveren Beer voor Beste Regie, draait om deze thematiek. De film gaat over een uit de westkust van Zuid-Afrika weggekaapt nijlpaard dat in Latijns-Amerika terechtkomt op het privéreservaat van Pablo Escobar.

Zo gauw ‘Pepe’ in de container zit, wordt dit nijlpaard een politiek object, toont De los Santos Arias. Je stopt iets in de doos en aan de andere kant van de oceaan komt er iets anders uit, een getransformeerd wezen dat een andere taal spreekt en een nieuw bewustzijn heeft.

Je kunt hetzelfde zeggen over films op een filmfestival. Als ze geselecteerd worden gaan ze schijnbaar over het ene ding, maar eenmaal vertoond binnen de context en kaders van het festival veranderen ze in iets anders. Een beest waar we minder grip op hebben dan we soms denken.