Berlinale 2024, blog 5
Wegkijken
Filmkrant doet verslag van de 74e editie van de Berlinale, waar de klimaatcatastrofe zich ook steeds meer op het filmdoek manifesteert.
“Niet alleen alle journalistiek, maar ook alle films zouden zich rekenschap van de klimaatcrisis moeten geven”, betoogde journalist Sarah Schurmann. Want: “De klimaatcatastrofe raakt aan elk aspect van ons leven”, en dus zouden ook – pakweg – sportverslaggevers en journalisten die de economie volgen dat in hun verslaggeving terug moeten laten komen. En filmmakers dus ook.
Schurmann hield haar pleidooi tijdens de openingsconferentie van de Woche der Kritik, een schaduwfestival dat zich afzet tegen het gebrek aan discussie tijdens de Berlinale. Dat was een week geleden, en als Schurmann in de tussentijd films heeft gekeken in het hoofdprogramma van de Berlinale heeft ze haar hart op kunnen halen. De klimaatcrisis deed zich namelijk op allerlei plekken gelden.
Schurmanns vraag kreeg een echo in Olivier Assayas’ Hors du temps, een zachtmoedige covid-komedie waarover collega Hugo Emmerzael eerder al uitgebreid schreef. “Waarom heeft mijn kunstvorm, de cinema, zijn connectie met de natuur verloren?”, vraagt Assayas in het voorbijgaan in een voice-over vol persoonlijke bespiegelingen waarmee de film opent.
Soms diende het klimat zich enkel aan in de marges van de films. Zoals het grapje over elektrische auto’s in Matthias Glasners drie uur durende familie-epos Sterben. Hoofdpersoon Tom (Lars Eidinger) strandt op weg naar de begrafenis van zijn vader omdat hij als stadsmens het aantal laadpunten op het platteland verkeerd heeft ingeschat. Later in de film neemt hij toch maar een verbrandingsmotor naar de begrafenis van zijn moeder.
Als je eenmaal met die ogen aan het kijken bent, voelt het niet als toeval dat Bruno Dumont in de openingsscène van L’empire, een hallucinante combinatie van zijn kenmerkende aardse hyperrealisme en een Star Wars-achtig ruimte-epos, een visser laat thuiskomen met de zoveelste schamele vangst en benadrukt hoe uitzonderlijk heet het weer is.
Zo ook in Roman Bondarchuks The Editorial Office, die vooral draait om de absurde vormen van corruptie in zuidelijk Oekraïne in de aanloop naar de Russische inval, maar waar de plot in gang wordt gezet wanneer twee onderzoekers op zoek gaan naar een vrijwel uitgestorven bosmarmot en stuiten op moedwillig aangestoken bosbranden. Of in het solide alcoholisme-drama The Outrun van Nora Fingscheidt, waarin Rona (een sterke rol van Saoirse Ronan, die de film ook produceerde) nadat ze rock bottom heeft bereikt, terugkeert naar haar geboortegrond in Orkney en daar meehelpt zoeken naar een vrijwel uitgestorven vogeltje.
Maar in andere films was de klimaatcrisis meer expliciet een thema. In Claire Burgers competitiefilm Langue étrangère komt zo ongeveer élke hedendaagse crisis ergens voorbij, aangezien de film focust op twee tienermeisjes die zoeken naar hun plek in de wereld. Daar hoort haast vanzelf de vraag bij hoe die wereld behouden kan worden. Als de Straatsburgse Fanny langs gaat bij penvriendin Lena in Leipzig, komen ze niet alleen terecht op feestjes met paddo’s maar ook op klimaatmarsen en antifascisme-demonstraties.
Burger verbindt het slim met de vormen van protest die de ouders van deze meiden zelf ooit pleegden – Lena’s moeder (gespeeld door Nina Hoss) stond ooit op de barricaden om het IJzeren Gordijn naar beneden te halen; Fanny’s Arabische vader, die als tolk aan het Europees Parlement werkt, kwam ooit als vluchteling naar Europa.
Nog explicieter komt het thema klimaat aan bod in twee films die niet de mens maar een of meer dieren centraal stellen – al zijn dat in het geval van Sasquatch Sunset wel zeer mensachtige dieren. De geheel dialoogloze film van broers David en Nathan Zellner volgt gedurende vier seizoenen een groep van vier bigfoots, ergens in de bossen van Noord-Amerika. Zoals onder de harige bigfoot-kostuums vrijwel onherkenbaar beroemde acteurs als Jesse Eisenberg en Riley Keough schuilgaan, zo huist onder het droogkomische oppervlak van de film een sinistere boodschap. Alle ellende die deze vier bigfoots gaandeweg de film overkomt, is te herleiden tot de oprukkende menselijke extractie-maatschappij. Het krijgt zijn apotheose in het tamelijk perfecte laatste shot van de film, een punchline die als je beter kijkt in feite eindeloos tragisch is.
En dan is er nog Pepe van de Dominicaanse filmmaker Nelson Carlos De Los Santos Arias, waarin een nijlpaard vertelt hoe hij vanuit zijn natuurlijke habitat in Afrika belandde in Colobia en daar werd doodgeschoten. Pepe is op ware gebeurtenissen gebaseerd – de titel komt van de koosnaam die de Colombiaanse pers het omgebrachte nijlpaard gad – maar die zijn gegoten in verreweg de meest experimentele film van de competitie. De Los Santos Arias vermengt een esoterische voice-over door de dode Pepe (in meerdere talen, waaronder Afrikaans en Portugees) met fictiescènes, documentaire fragmenten en abstracte vormexperimenten. “Ik zal je heel weinig uit kunnen leggen”, waarschuwt Pepe’s voice-over al vroeg in de film, en dat blijkt. In plaats daarvan vraagt de film je zelf na te denken.
En dat – cirkel rond – is ook precies waar Schurmann om vroeg. En nee, het is nog lang niet zo dat elke film zich rekenschap geeft van de klimaatcatastrofe waar we middenin zitten. Maar het zijn er toch genoeg dat we in ieder geval filmmakers er niet van kunnen beschuldigen dat ze stelselmatig wegkijken. Nu is de uitdaging dus aan ons – aan mij als criticus en aan iedereen als kijker – om niet weg te kijken van wat zij ons laten zien.