Prénom Carmen #7
Sucker for king-shit
Carmen Felix schrijft over mainstream, genre en niche en gaat heus haar mening niet onder bioscoopstoelen of lounge-banken steken.
Ik ben opgegroeid met Stephen Kings boeken. Mijn oudste zus was een fervent verzamelaar van al z’n werk en zo kwam het dat ik in groep 6 van de basisschool al doodenge boeken als It, The Shining en een van z’n iets deprimerendere werken, Rose Madder las. Ik geloof dat ik dus tien was toen ik las hoe hoofdpersoon Rose eerst met een tennisracket verkracht wordt door haar gestoorde man en daarna besluit een levend schilderij in te vluchten. Just girly things! In de jaren erna besloot ik dat deze man met z’n niet eens zo héél vlotte pen, kippenvel veroorzakende tangconstructies en behoorlijk donkere geest mijn favoriete schrijver zou gaan zijn.
Dat is hij nog steeds. Ik gok dat ik zo’n zeventig procent van zijn oeuvre heb gelezen en alle verfilmingen heb gezien. En daar wringt het. Op een enkele uitzondering na (gaan we het zo over hebben), zijn bijna alle verfilmingen van Kings verhalen shit. Ik weet niet hoe ze het doen, maar het lukt gewoon niet om de angst die hij in zijn zinnen stopt naar het grote scherm over te brengen. En dan zijn er vast mensen die beweren dat dit vooral een eighties/nineties-probleem is toen veel van z’n boeken tot lowbudgetproducties werden omgevormd, maar ook nú, met een gigantisch budget, goede acteurs, leuke regisseurs en dhr. Kings eigen zegen wordt alle engheid uit z’n verhalen gezogen. Drie belangrijke voorbeelden van recente Stephen King-films die hét gewoon missen: It (deel 1 en 2) en Doctor Sleep (het vervolg op The Shining).
Waarom het zo vaak misgaat? Ik zou het niet weten. Het zijn geen slechte films, die drie die ik hierboven noem. Ze zijn hartstikke prima, alleen gewoon op geen enkel moment eng. Zelfs Mike Flanagan, die wel iets creepy’s wist te maken van een ander horrorboek, The Haunting of Hill House, kon me geen gilletje of kippenvel bezorgen.
En er zijn heus wel een paar goede Stephen King-verfilmingen die ook eng zijn, maar ze zijn in de magere minderheid. Uit het blote hoofd waren alleen Gerald’s Game (gebaseerd op een kort verhaal), Misery en The Mist in elk geval zéér spannend. En The Shining natuurlijk, ook al denkt de schrijver daar zelf anders over. Op die laatste na zijn de grootste King-cinemasuccessen verfilmingen van zijn ‘serieuzere’ non-horrorwerk. The Shawshank Redemption, The Green Mile en Stand By Me – allemaal nooit eng bedoeld maar stuk voor stuk prachtige films met een verhaal dat nergens rammelt. Een eervolle vermelding voor een van Kings scifi-uitstapjes kan ik niet laten liggen: The Running Man. Pure fun, moet je kijken.
Dus waar gaat het nou mis? Zuivere horror in boeken met kinderen in grote rollen overbrengen naar de bioscoopzaal werkt gewoon niet? Is dat het? Zijn z’n verhalen te groot en uitgebreid om echt eng te verfilmen? Werkt het supersimpele Gerald’s Game daarom zo goed? Het enige wat ik weet is dat ik alsnog iedere keer als een trouwe hond naar de bioscoop zal rennen als ik hoor dat er een nieuwe Stephen King-verfilming draait. Dat neemt niemand hem nog af.