Dansplaining #33
Voordat de bom valt
Dan Hassler-Forest zoekt als de Indiana Jones van de filmwetenschappen naar verborgen betekenissen en geheime kamers van de filmgeschiedenis.
16 juli 1945 werd de eerste kernbom tot ontploffing gebracht in de woestijnvlakte van Los Alamos, New Mexico. Het militair-wetenschappelijke team van natuurkundige J. Robert Oppenheimer had het ultieme wapen ontwikkeld, dat kort daarna ingezet zou worden in de oorlog met Japan. Onze wereld zou nooit meer hetzelfde zijn – en de filmcultuur had er voorgoed een nieuwe obsessie bij.
Christopher Nolans monumentale biopic Oppenheimer trekt deze zomer volle zalen. Het morele dilemma van de wetenschapper staat daarin centraal: moeten we onze kennis blijven vergroten als dit kan leiden tot de vernietiging van de mensheid? Zijn de apocalyptische gevolgen van kernwapens een onverwacht gevolg van wetenschappelijke vooruitgang? Of had Freud gelijk en worden we onbewust gemotiveerd door een Todestrieb: een paradoxale neiging tot zelfvernietiging, waardoor we toch altijd gevaren blijven opzoeken?
De naoorlogse obsessie met de kernbom vertaalde zich direct door naar de filmindustrie. Om te beginnen met de opkomst van de blockbuster. Het woord was bedacht door het Amerikaanse leger voor bommen die zo groot waren dat ze een volledig huizenblok weg konden vagen. Deze gigantische bommen bleken in de praktijk niet zo effectief, maar waren in de aanloop naar de eerste kernbom een handig PR-wapen voor het Amerikaanse leger. En na afloop van de Tweede Wereldoorlog kreeg het woord een nieuwe lading als verwijzing naar films die zo groot, duur en overweldigend waren dat ze de competitie letterlijk verpletterden.
Nadat Hollywood deze strategie van dominantie had omarmd, kreeg de kernbom ook inhoudelijk een steeds prominentere rol in de filmcultuur. Sciencefictionfilms uit de jaren vijftig drukten op verkapte wijze de angsten uit die het nucleaire tijdperk onherroepelijk met zich meebracht, met het Japanse monster Godzilla misschien wel als meest letterlijke metafoor.
Toen de wapenwedloop met de Sovjet-Unie in de jaren zestig steeds verder uit de hand liep, waagde Hollywood zich ook aan incidentele producties waarin deze existentiële bedreiging op een meer directe manier in beeld werd gebracht: Panic in Year Zero (1962) en Fail Safe (1964) waren zo compromisloos in het verbeelden van de ergste doemscenario’s dat het grote publiek maar liever thuisbleef. Alleen Kubricks hilarische Dr. Strangelove, or: How I Learned to Stop Worrying and Love the Bomb (1964) werd een hit, juist door de waanzin van een kernoorlog tot in het absurde door te trekken.
Nu de Koude Oorlog met Rusland opnieuw oplaait, neemt onze angst voor de onbegrijpelijk grote kracht van de kernbom ook weer toe. Oppenheimer is een poging om die angst op een letterlijke manier te verbeelden. Maar de wereldwijde dominantie van de blockbuster, als cultureel-economisch wapen vol spectaculaire beelden van geweld en vernietiging, is net zo goed een belichaming van de bom die blijft vallen.