Toronto 2009

Festival voor echte mensen

  • Datum 26-01-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

THE ROAD

Oprah kwam naar Toronto, net als Bono en zijn praatzieke gitarist The Edge. Zelfs Naomi Klein had er een mening over. Toch bleef Toronto een people’s festival, schrijft Erik Spaans. Colin Farrell hoefde voor het eerst sinds jaren geen roes meer uit te slapen en kon zowaar meerdere films zien.

In de aanloop naar het 34ste filmfestival van Toronto werd in Canadese kranten de vraag opgeworpen of het evenement zich eigenlijk nog wel ‘The People’s festival’ mag noemen. Toronto staat van oudsher bekend als een evenement dat filmmakers en publiek dicht bij elkaar brengt en dat (mede) mogelijk wordt gemaakt door de inzet van een leger vrijwilligers. Sinds de eerste editie in 1976 heeft het festival een gestage groei ondergaan en is de commercie een steeds belangrijker rol gaan spelen. Toronto geldt sinds een jaar of tien als een ideale aanloop voor Oscarnominaties. Beroemdheden die weinig (of niets) met film te maken hebben laten zich er ook graag zien en tijdens deze editie hadden de media vooral veel aandacht voor Oprah Winfrey, Mariah Carey en Bono.

Fanaten
Maar de aanwezigheid van alle sterren, zakenlieden, agenten, lobbyisten en publicisten wil niet zeggen dat Toronto zijn karakter als publieksfestival zou hebben verloochend. Dat bleek avond aan avond in het 1200 stoelen tellende Ryerson Theatre dat om middernacht steevast afgeladen zat met horror-fans die de premières luister bijzetten met aanstekelijk gejuich en gejoel. De oorverdovende reactie op de scène in daybreakers (van de Australische tweelingbroers Spierig) waar een man als een overrijpe tomaat explodeert moet op de schaal van Richter meetbaar zijn geweest.
Lokale fanaten die tien dagen lang niets anders doen dan films kijken zijn er ook volop. De Canadees Ken Eygenraam ("mijn ouders komen uit Delft") bijvoorbeeld. Hij heeft zijn programma met militaire precisie samengesteld en rent na afloop van elke voorstelling de zaal uit om op tijd te zijn voor de volgende van de 54 (!) films op zijn programma. Eygenraam: "Toen ik een nieuwe baan kreeg, heb ik in mijn contract op laten nemen dat ik elk jaar tijdens het festival vrij mag nemen."

Stripclub
De keuze van de organisatie om een bijprogramma aan films uit Israël te wijden, leidde dit jaar tot enig gemor. Op instigatie van schrijfster Naomi Klein werd een protestverklaring opgesteld die onder meer door Ken Loach, Jane Fonda en Hany Abu Assad werd ondertekend. Dat wekte weer ongenoegen bij vakgenoten als Jon Voigt en Atom Egoyan die zich (in woord en geschrifte) nadrukkelijk achter het festival schaarden.
In de categorie opstootjes viel een uitval van Colin Farrell te noteren die ‘not amused’ was over de manier waarop een fotograaf zijn zuster maande niet hinderlijk in beeld te gaan staan. Maar Farrell, die hoofdrollen speelt in twee films op het festival (triage van Danis Tanovich en ondine van Neil Jordan) gedroeg zich verder voorbeeldig. Toen ik hem daags nadien mocht interviewen, meldde hij vol trots voor het eerst meerdere films op het festival te hebben bezocht. "In voorgaande jaren kwam ik daar nooit aan toe omdat ik om een uur of vier uur ’s ochtends uit een of andere stripclub werd gegooid en de volgende dag m’n roes uit moest slapen."

Inktzwart
Ierse films waren dit jaar toch al sterk vertegenwoordigd. Naast ondine (over een visser die een mysterieuze vrouw in zijn net aantreft) en perrier’s bounty (zware jongens in Dublin) beleefde ook eamon haar première op het festival. Deze droge tragiekomedie over de moeizame zomervakantie van een armoedig gezinnetje aan de Ierse kust, vertoont met z’n sobere verteltrant en inktzwarte humor opmerkelijk veel overeenkomsten met het werk van Alex van Warmerdam. Diens de laatste dagen van emma blank was de enige volbloed Nederlandse film op het festival. Een andere film met een Nederlands accent was my queen karo van Dorothée van den Berghe. Deze Belgisch/ Nederlandse coproductie speelt zich af in de Amsterdamse kraakscène van de jaren zeventig en wordt verteld vanuit het perspectief van een jong meisje.

Gitzwart
Eén van de tegenvallers was het traag voortslepende my son my son what have ye done van Werner Herzog waarbij (ongebruikelijk in Toronto) zorgwekkend veel bezoekers de zaal voortijdig verlieten. Herzog kan zich troosten met de gedachte dat zijn bad lieutenant: port of call new orleans wél enthousiast werd ontvangen.
Goede buzz was er ook voor the joneses (een satire op de Amerikaanse consumptiemaatschappij met Demi Moore en David Duchovny), hadewijch (van regisseur Bruno Dumont), a serious man (de Coen broers vereffenen een rekening met God) en life during wartime (de officieuze sequel van happiness van Todd Solondz). Oscar-kansen mogen worden toegedicht aan up in the air van Jason (juno) Reitman met George Clooney in een rol die hem op het lijf geschreven is. Annette Bening en Naomi Watts maken indruk in het adoptie-drama mother and child. En Viggo Mortensen zou wel eens in de prijzen kunnen vallen voor zijn indringende hoofdrol in the road (naar de gelijknamige postapocalyptische roman van Cormac McCarthy). the road schetst een gitzwarte toekomst waarin de schaarse overlevende mensen tot kannibalisme zijn vervallen. Het is één van de donkerste films van het festival. En één van de beste.

Erik Spaans